Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ziet, [1]hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, [namelijk] dat wij [2]kinderen Gods [3]genaamd zouden worden. Daarom [4]kent ons [5]de wereld niet, omdat zij [6]Hem niet kent. 1. Of hoedanige; dat is, hoe grote weldaad Zijner liefde jegens ons. Hij spreekt zo om aan te wijzen de eerste oorzaak onzer gelukzaligheid; hfdst.4 vs.10. 2. Namelijk door genadige aanneming tot kinderen en erfgenamen van God, daar wij tevoren kinderen des toorns waren. Zie Hos.1:10; Rom.8:14,15,16,17. Zie ook Ef.1:5, en Ef.2:3. 3. Dat is, zonden zijn, namelijk zo dat wij den naam met de zaak hebben, vs.2. Zie dergelijke Luk.1:32. 4. Namelijk voor kinderen Gods. 5. Dat is, de wereldse en ongelovige mensen; de menigte dergenen die buiten Christus zijn. 6. Namelijk God, die onze Vader is; Joh.16:3.