Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Hij stiet de raderen [27]hunner wagenen weg, en [28]deed ze zwaarlijk voortvaren. [29]Toen zeiden de Egyptenaars: Laat ons vlieden van het aangezicht van Israel, want de [30]HEERE strijdt voor hen tegen de Egyptenaars. 27. Hebreeuws, zijner [idem] deed hem, dat is, elk een; of, het ziet op het vorafgaande woord, leger. 28. Hebreeuws, Hij leidde hen met zwaarte. 29. Hebreeuws, de Egyptenaar zeide: laat mij vlieden. 30. Hier wordt voltrokken hetgeen vs.14 voorzegd is.