SV | En zij zeiden tot hem: Een man kwam op, ons tegemoet, en zeide tot ons: Gaat heen, keert weder tot den koning die u gezonden heeft, en spreekt tot hem: Zo zegt de HEERE: Is het, omdat er geen God in Israel is, dat gij zendt, om Baal-zebub, den god van Ekron, te vragen? Daarom zult gij van dat bed, waarop gij geklommen zijt, niet afkomen, maar gij zult den dood sterven. |
WLC | וַיֹּאמְר֨וּ אֵלָ֜יו אִ֣ישׁ ׀ עָלָ֣ה לִקְרָאתֵ֗נוּ וַיֹּ֣אמֶר אֵלֵינוּ֮ לְכ֣וּ שׁוּבוּ֮ אֶל־הַמֶּ֣לֶךְ אֲשֶׁר־שָׁלַ֣ח אֶתְכֶם֒ וְדִבַּרְתֶּ֣ם אֵלָ֗יו כֹּ֚ה אָמַ֣ר יְהוָ֔ה הַֽמִבְּלִ֤י אֵין־אֱלֹהִים֙ בְּיִשְׂרָאֵ֔ל אַתָּ֣ה שֹׁלֵ֔חַ לִדְרֹ֕שׁ בְּבַ֥עַל זְב֖וּב אֱלֹהֵ֣י עֶקְרֹ֑ון לָ֠כֵן הַמִּטָּ֞ה אֲשֶׁר־עָלִ֥יתָ שָּׁ֛ם לֹֽא־תֵרֵ֥ד מִמֶּ֖נָּה כִּֽי־מֹ֥ות תָּמֽוּת׃ |
Trans. | wayyō’mərû ’ēlāyw ’îš ‘ālâ liqərā’ṯēnû wayyō’mer ’ēlênû ləḵû šûḇû ’el-hammeleḵə ’ăšer-šālaḥ ’eṯəḵem wəḏibarətem ’ēlāyw kōh ’āmar JHWH hamibəlî ’ên-’ĕlōhîm bəyiśərā’ēl ’atâ šōlēḥa liḏərōš bəḇa‘al zəḇûḇ ’ĕlōhê ‘eqərwōn lāḵēn hammiṭṭâ ’ăšer-‘ālîṯā ššām lō’-ṯērēḏ mimmennâ kî-mwōṯ tāmûṯ: |
En zij zeiden tot hem: Een man kwam op, ons tegemoet, en zeide tot ons: Gaat heen, keert weder tot den koning die u gezonden heeft, en spreekt tot hem: Zo zegt de HEERE: Is het, omdat er geen God in Israël is, dat gij zendt, om Baal-zebub, den god van Ekron, te vragen? Daarom zult gij van dat bed, waarop gij geklommen zijt, niet afkomen, maar gij zult den dood sterven.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En zij zeiden tot hem: Een man kwam op, ons tegemoet, en zeide tot ons: Gaat heen, keert weder tot den koning die u gezonden heeft, en spreekt tot hem: Zo zegt de HEERE: Is het, omdat er geen God in Israël is, dat gij zendt, om Baal-zebub, den god van Ekron, te vragen? Daarom zult gij van dat bed, waarop gij geklommen zijt, niet afkomen, maar gij zult den dood sterven.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!