SV | [Gelijk] een veldhoen [eieren] vergadert, maar broedt ze niet uit, [alzo] is hij, die rijkdom vergadert, doch niet met recht; in de helft zijner dagen zal hij dien moeten verlaten, en in zijn laatste een dwaas zijn. |
WLC | קֹרֵ֤א דָגַר֙ וְלֹ֣א יָלָ֔ד עֹ֥שֶׂה עֹ֖שֶׁר וְלֹ֣א בְמִשְׁפָּ֑ט בַּחֲצִ֤י [יֹמֹו כ] (יָמָיו֙ ק) יַעַזְבֶ֔נּוּ וּבְאַחֲרִיתֹ֖ו יִהְיֶ֥ה נָבָֽל׃ |
Trans. | qōrē’ ḏāḡar wəlō’ yālāḏ ‘ōśeh ‘ōšer wəlō’ ḇəmišəpāṭ baḥăṣî yāmāw yāmāyw ya‘azəḇennû ûḇə’aḥărîṯwō yihəyeh nāḇāl: |
[Gelijk] een veldhoen [eieren] vergadert, maar broedt ze niet uit, [alzo] is hij, die rijkdom vergadert, doch niet met recht; in de helft zijner dagen zal hij dien moeten verlaten, en in zijn laatste een dwaas zijn.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
[Gelijk] een veldhoen [eieren] vergadert, maar broedt ze niet uit, [alzo] is hij, die rijkdom vergadert, doch niet met recht; in de helft zijner dagen zal hij dien moeten verlaten, en in zijn laatste een dwaas zijn.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!