AB | En ik ging heen naar de engel, terwijl ik tegen hem zei: "U moet het boekje aan mij geven." En hij zei tegen mij: "U moet het nemen en het opeten en het zal uw buik bitter maken, maar in uw maag zal het zoet zijn, zoals honing. |
SV | En ik ging henen tot den engel, zeggende tot hem: Geef mij dat boeksken. En hij zeide tot mij: Neem dat en eet het op; en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honig. |
Steph | και απηλθον προς τον αγγελον λεγων αυτω δοσ μοι το βιβλαριδιον και λεγει μοι λαβε και καταφαγε αυτο και πικρανει σου την κοιλιαν αλλ εν τω στοματι σου εσται γλυκυ ως μελι |
Trans. | kai apēlthon pros ton angelon legōn autō dos̱ moi to biblaridion kai legei moi labe kai kataphage auto kai pikranei sou tēn koilian all en tō stomati sou estai glyky ōs meli |
En ik ging henen tot den engel, zeggende tot hem: Geef mij dat boeksken. En hij zeide tot mij: Neem dat en eet het op; en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honig.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En ik ging henen tot den engel, zeggende tot hem: Geef mij dat boeksken. En hij zeide tot mij: Neem dat en eet het op; en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honig.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!