G50 ἀγνοέω
onwetend zijn, dwalen, ongelijk hebben, onbekend, niet weten

Bijbelteksten

Markus 9:32Maar zij verstonden dat woord niet, en zij vreesden Hem te vragen.
Lukas 9:45Maar zij verstonden dit woord niet, en het was voor hen verborgen, alzo dat zij het niet begrepen; en zij vreesden van dat woord Hem te vragen.
Handelingen 13:27Want die te Jeruzalem wonen, en hun oversten, Dezen niet kennende, hebben ook de stemmen der profeten, die op elken sabbat[dag] gelezen worden, [Hem] veroordelende, vervuld;
Handelingen 17:23Want [de stad] doorgaande, en aanschouwende uw heiligdommen, heb ik ook een altaar gevonden, op hetwelk een opschrift stond: DEN ONBEKENDEN GOD. Dezen dan, Dien gij niet kennende dient, verkondig ik ulieden.
Romeinen 1:13Doch ik wil niet, dat u onbekend zij, broeders, dat ik menigmaal voorgenomen heb tot u te komen (en ben tot nog toe verhinderd geweest), opdat ik ook onder u enige vrucht zou hebben, gelijk als ook onder de andere heidenen.
Romeinen 2:4Of veracht gij den rijkdom Zijner goedertierenheid, en verdraagzaamheid, en lankmoedigheid, niet wetende, dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt?
Romeinen 6:3Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn?
Romeinen 7:1Weet gij niet, broeders! (want ik spreek tot degenen, die de wet verstaan) dat de wet heerst over den mens, zo langen tijd als hij leeft?
Romeinen 10:3Want alzo zij de rechtvaardigheid Gods niet kennen, en hun eigen gerechtigheid zoeken op te richten, zo zijn zij der rechtvaardigheid Gods niet onderworpen.
Romeinen 11:25Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt, bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israel gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn.
1 Corinthiers 10:1En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn;
1 Corinthiers 12:1En van de geestelijke [gaven], broeders, wil ik niet, dat gij onwetende zijt.
1 Corinthiers 14:38Maar zo iemand onwetend is, die zij onwetend.
2 Corinthiers 1:8Want wij willen niet, broeders, dat gij onwetende zijt van onze verdrukking, die ons in Azie overkomen is, dat wij uitnemend zeer bezwaard zijn geweest boven [onze] macht, alzo dat wij zeer in twijfel waren, ook van het leven.
2 Corinthiers 2:11Want zijn gedachten zijn ons niet onbekend.
2 Corinthiers 6:9Als onbekenden, en [nochtans] bekend; als stervenden, en ziet, wij leven; als getuchtigd, en niet gedood;
Galaten 1:22En ik was van aangezicht onbekend aan de Gemeenten in Judea, die in Christus zijn.
1 Thessalonicensen 4:13Doch, broeders, ik wil niet, dat gij onwetende zijt van degenen, die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd zijt, gelijk als de anderen, die geen hoop hebben.
1 Timotheus 1:13Die te voren een [gods]lasteraar was, en een vervolger, en een verdrukker; maar mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het onwetende gedaan heb in [mijn] ongelovigheid.
Hebreeen 5:2Die behoorlijk medelijden kan hebben met de onwetenden en dwalenden, overmits hij ook zelf met zwakheid omvangen is;

Mede mogelijk dankzij