Mattheus 8:9 | Want ik ben ook een mens onder de macht [van anderen], hebbende onder mij krijgsknechten; en ik zeg tot dezen: Ga! en hij gaat; en tot den anderen: Kom! en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dat! en hij doet het. |
Mattheus 10:24 | De discipel is niet boven den meester, noch de dienstknecht boven zijn heer. |
Mattheus 10:25 | Het [zij] den discipel genoeg, dat hij worde gelijk zijn meester, en de dienstknecht gelijk zijn heer. Indien zij den Heere des huizes Beelzebul hebben geheten, hoeveel te meer Zijn huisgenoten! |
Mattheus 13:27 | En de dienstknechten van den heer des huizes gingen en zeiden tot hem: Heere! hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Van waar heeft hij dan dit onkruid? |
Mattheus 13:28 | En hij zeide tot hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. En de dienstknechten zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij heengaan en datzelve vergaderen? |
Mattheus 18:23 | Daarom wordt het Koninkrijk der hemelen vergeleken bij een zeker koning, die rekening met zijn dienstknechten houden wilde. |
Mattheus 18:26 | De dienstknecht dan, nedervallende, aanbad hem, zeggende: Heer! wees lankmoedig over mij, en ik zal u alles betalen. |
Mattheus 18:27 | En de heer van dezen dienstknecht, met barmhartigheid innerlijk bewogen zijnde, heeft hem ontslagen, en de schuld hem kwijtgescholden. |
Mattheus 18:28 | Maar dezelve dienstknecht, uitgaande, heeft gevonden een zijner mededienstknechten, die hem honderd penningen schuldig was, en hem aanvattende, greep [hem] bij de keel, zeggende: Betaal mij, wat gij schuldig zijt. |
Mattheus 18:32 | Toen heeft hem zijn heer tot zich geroepen, en zeide tot hem: Gij boze dienstknecht, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, dewijl gij mij gebeden hebt; |
Mattheus 20:27 | En zo wie onder u zal willen de eerste zijn, die zij uw dienstknecht. |
Mattheus 21:34 | Toen nu de tijd der vruchten genaakte, zond hij zijn dienstknechten tot de landlieden, om zijn vruchten te ontvangen. |
Mattheus 21:35 | En de landlieden, nemende zijn dienstknechten, hebben den een geslagen, en den anderen gedood, en den derden gestenigd. |
Mattheus 21:36 | Wederom zond hij andere dienstknechten, meer [in getal] dan de eersten, en zij deden hun desgelijks. |
Mattheus 22:3 | En zond zijn dienstknechten uit, om de genoden ter bruiloft te roepen; en zij wilden niet komen. |
Mattheus 22:4 | Wederom zond hij andere dienstknechten uit, zeggende: Zegt den genoden: Ziet, ik heb mijn middagmaal bereid; mijn ossen, en de gemeste [beesten] zijn geslacht, en alle dingen zijn gereed; komt tot de bruiloft. |
Mattheus 22:6 | En de anderen grepen zijn dienstknechten, deden [hun] smaadheid aan, en doodden hen. |
Mattheus 22:8 | Toen zeide hij tot zijn dienstknechten: De bruiloft is wel bereid, doch de genoden waren het niet waardig. |
Mattheus 22:10 | En dezelve dienstknechten, uitgaande op de wegen, vergaderden allen, die zij vonden, beiden kwaden en goeden; en de bruiloft werd vervuld met aanzittende [gasten]. |
Mattheus 24:45 | Wie is dan de getrouwe en voorzichtige dienstknecht, denwelken zijn heer over zijn dienstboden gesteld heeft, om hunlieder [hun] voedsel te geven ter rechter tijd? |