G1860 ἐπαγγελία
aankondigen, belofte

Bijbelteksten

Lukas 24:49En ziet, Ik zende de belofte Mijns Vaders op u; maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte.
Handelingen 1:4En als Hij met [hen] vergaderd was, beval Hij hun, dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden, maar verwachten de belofte des Vaders, die gij, [zeide Hij], van Mij gehoord hebt.
Handelingen 2:33Hij dan, door de rechter[hand] Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes, ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort.
Handelingen 2:39Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal.
Handelingen 7:17Maar als nu de tijd der belofte, die God aan Abraham gezworen had, genaakte, wies het volk en vermenigvuldigde in Egypte;
Handelingen 13:23Van het zaad dezes heeft God Israel, naar de belofte, verwekt den Zaligmaker Jezus;
Handelingen 13:32En wij verkondigen u de belofte, die tot de vaderen geschied is, dat [namelijk] God dezelve vervuld heeft aan ons, hun kinderen, als Hij Jezus verwekt heeft.
Handelingen 23:21Doch geloof hen niet; want meer dan veertig mannen uit hen leggen hem lagen, welke zichzelven met een vervloeking verbonden hebben noch te eten noch te drinken, totdat zij hem zullen omgebracht hebben; en zij zijn nu gereed, verwachtende de toezegging van u.
Handelingen 26:6En nu sta ik, en word geoordeeld over de hoop der belofte, die van God tot de vaderen geschied is;
Romeinen 4:13Want de belofte [is] niet door de wet aan Abraham of zijn zaad [geschied], namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs.
Romeinen 4:14Want indien degenen, die uit de wet zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof ijdel geworden, en de beloftenis te niet gedaan.
Romeinen 4:16Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij; ten einde de belofte vast zij al den zade, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof Abrahams is, welke een vader is van ons allen;
Romeinen 4:20En hij heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof; maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer;
Romeinen 9:4Welke Israelieten zijn, welker is de aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, en de verbonden, en de wetgeving, en de dienst [van] God, en de beloftenissen;
Romeinen 9:8Dat is, niet de kinderen des vleses, die zijn kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend.
Romeinen 9:9Want dit is het woord der beloftenis: Omtrent dezen tijd zal Ik komen, en Sara zal een zoon hebben.
Romeinen 15:8En ik zeg, dat Jezus Christus een dienaar geworden is der besnijdenis, vanwege de waarheid Gods, opdat Hij bevestigen zou de beloftenissen der vaderen;
2 Corinthiers 1:20Want zovele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem amen, Gode tot heerlijkheid door ons.
2 Corinthiers 7:1Dewijl wij dan deze beloften hebben, geliefden, laat ons onszelven reinigen van alle besmetting des vleses en des geestes, voleindigende de heiligmaking in de vreze Gods.
Galaten 3:14Opdat de zegening van Abraham tot de heidenen komen zou in Christus Jezus, [en] opdat wij de belofte des Geestes verkrijgen zouden door het geloof.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken