G1921 ἐπιγινώσκω
grondig kennen, weten, erkennen

Bijbelteksten

Mattheus 7:16Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men ook een druif van doornen, of vijgen van distelen?
Mattheus 7:20Zo zult gij dan dezelve aan hun vruchten kennen.
Mattheus 11:27Alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en niemand kent den Zoon dan de Vader, noch iemand kent den Vader dan de Zoon, en dien het de Zoon wil openbaren.
Mattheus 14:35En als de mannen van die plaats Hem werden kennende, zonden zij in dat gehele omliggende land, en brachten tot Hem allen die kwalijk gesteld waren;
Mattheus 17:12Maar Ik zeg u, dat Elias nu gekomen is, en zij hebben hem niet gekend; doch zij hebben aan hem gedaan, al wat zij hebben gewild; alzo zal ook de Zoon des mensen van hen lijden.
Markus 2:8En Jezus, terstond in Zijn geest bekennende, dat zij alzo in zichzelven overdachten, zeide tot hen: Wat overdenkt gij deze dingen in uw harten?
Markus 5:30En terstond Jezus, bekennende in Zichzelven de kracht, die van Hem uitgegaan was, keerde Zich om in de schare, en zeide: Wie heeft Mijn klederen aangeraakt?
Markus 6:33En de scharen zagen hen heenvaren, en velen werden Hem kennende, en liepen gezamenlijk te voet van alle steden derwaarts, en kwamen hun voor, en gingen samen tot Hem.
Markus 6:54En als zij uit het schip gegaan waren, terstond werden zij Hem kennende.
Lukas 1:4Opdat gij moogt kennen de zekerheid der dingen, waarvan gij onderwezen zijt.
Lukas 1:22En als hij uitkwam, kon hij tot hen niet spreken; en zij bekenden, dat hij een gezicht in den tempel gezien had. En hij wenkte hun toe, en bleef stom.
Lukas 5:22Maar Jezus, hun overdenkingen bekennende, antwoordde en zeide tot hen: Wat overdenkt gij in uw harten?
Lukas 7:37En ziet, een vrouw in de stad, welke een zondares was, verstaande, dat Hij in des Farizeers huis aanzat, bracht een albasten fles met zalf.
Lukas 23:7En verstaande, dat Hij uit het gebied van Herodes was, zond hij Hem heen tot Herodes, die ook zelf in die dagen binnen Jeruzalem was.
Lukas 24:16En hun ogen werden gehouden, dat zij Hem niet kenden.
Lukas 24:31En hun ogen werden geopend, en zij kenden Hem; en Hij kwam weg uit hun gezicht.
Handelingen 3:10En zij kenden hem, dat hij die was, die om een aalmoes gezeten had aan de Schone poort des tempels; en zij werden vervuld met verbaasdheid en ontzetting over hetgeen hem geschied was.
Handelingen 4:13Zij nu, ziende de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes, en vernemende, dat zij ongeleerde en slechte mensen waren, verwonderden zich, en kenden hen, dat zij met Jezus geweest waren.
Handelingen 9:30Doch de broeders, [dit] verstaande geleidden hem tot Cesarea, en zonden hem af naar Tarsen.
Handelingen 12:14En zij de stem van Petrus bekennende, deed van blijdschap de voorpoort niet open, maar liep naar binnen en boodschapte, dat Petrus voor [aan] de voorpoort stond.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken