G2756 κενός
leeg, ijdel, verstoken van, vruchteloos
Markus 12:3 | Maar zij namen en sloegen hem, en zonden [hem] ledig heen. |
Lukas 1:53 | Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld; en rijken heeft Hij ledig weggezonden. |
Lukas 20:10 | En als het de tijd was, zond hij tot de landlieden een dienstknecht, opdat zij hem van de vrucht des wijngaards geven zouden; maar de landlieden sloegen denzelven, en zonden [hem] ledig heen. |
Lukas 20:11 | En wederom zond hij nog een anderen dienstknecht; maar ook dien geslagen en smadelijk behandeld hebbende, zonden zij [hem] ledig heen. |
Handelingen 4:25 | Die door den mond van David Uw knecht, gezegd hebt: Waarom woeden de heidenen, en hebben de volken ijdele dingen bedacht? |
1 Corinthiers 15:10 | Doch door de genade Gods ben ik, dat ik ben; en Zijn genade, die [aan] mij [bewezen is], is niet ijdel geweest, maar ik heb overvloediger gearbeid dan zij allen; doch niet ik, maar de genade Gods, Die met mij is. |
1 Corinthiers 15:14 | En indien Christus niet opgewekt is, zo is dan onze prediking ijdel, en ijdel is ook uw geloof. |
1 Corinthiers 15:58 | Zo dan, mijn geliefde broeders! Zijt standvastig, onbewegelijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als die weet, dat uw arbeid niet ijdel is in den Heere. |
2 Corinthiers 6:1 | En wij, [als] medearbeidende, bidden [u] ook, dat gij de genade Gods niet tevergeefs moogt ontvangen hebben. |
Galaten 2:2 | En ik ging op door een openbaring, en stelde hun het Evangelie voor, dat ik predik onder de heidenen; en in het bijzonder aan degenen, die in achting waren, opdat ik niet enigszins tevergeefs zou lopen of gelopen hebben. |
Efeziers 5:6 | Dat u niemand verleide met ijdele woorden; want om deze dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid. |
Filippenzen 2:16 | Voorhoudende het woord des levens, mij tot een roem tegen den dag van Christus, dat ik niet tevergeefs heb gelopen, noch tevergeefs gearbeid. |
Colossenzen 2:8 | Ziet toe, dat niemand u als een roof vervoere door de filosofie, en ijdele verleiding, naar de overlevering der mensen, naar de eerste beginselen der wereld, en niet naar Christus; |
1 Thessalonicensen 2:1 | Want gij weet zelven, broeders, onzen ingang tot u, dat die niet ijdel is geweest; |
1 Thessalonicensen 3:5 | Daarom ook [deze begeerte] niet langer kunnende verdragen, heb ik [hem] gezonden, om uw geloof te verstaan; of niet misschien de verzoeker u zou verzocht hebben, en onze arbeid ijdel zou wezen. |
Jakobus 2:20 | Maar wilt gij weten, o ijdel mens, dat het geloof zonder de werken dood is? |