G3303 μέν
inderdaad, werkelijk, heus, sommigen

Bijbelteksten

Johannes 11:6Als Hij dan gehoord had, dat hij krank was, toen bleef Hij [nog] twee dagen in de plaats, waar Hij was.
Johannes 16:9Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven;
Johannes 16:22En gij dan hebt nu wel droefheid; maar Ik zal u wederom zien, en uw hart zal zich verblijden, en niemand zal uw blijdschap van u wegnemen.
Johannes 19:24Zij dan zeiden tot elkander: Laat ons dien niet scheuren, maar laat ons daarover loten, wiens [die] zijn zal; opdat de Schrift vervuld worde, die zegt: Zij hebben Mijn klederen onder zich verdeeld, en over Mijn kleding hebben zij het lot geworpen. Dit hebben dan de krijgsknechten gedaan.
Johannes 19:32De krijgsknechten dan kwamen, en braken wel de benen des eersten, en des anderen, die met Hem gekruist was;
Johannes 20:30Jezus dan heeft nog wel vele andere tekenen in de tegenwoordigheid Zijner discipelen gedaan, die niet zijn geschreven in dit boek;
Handelingen 1:1Het eerste boek heb ik gemaakt, o Theofilus, van al hetgeen Jezus begonnen heeft beide te doen en te leren;
Handelingen 1:5Want Johannes doopte wel met water, maar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen.
Handelingen 1:6Zij dan, die samengekomen waren, vraagden Hem, zeggende: Heere, zult Gij in dezen tijd aan Israel het Koninkrijk wederoprichten?
Handelingen 1:18Deze dan heeft verworven een akker, door het loon der ongerechtigheid, en voorwaarts overgevallen zijnde, is midden opgeborsten, en al zijn ingewanden zijn uitgestort.
Handelingen 2:41Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt; en er werden op dien dag [tot hen] toegedaan omtrent drie duizend zielen.
Handelingen 3:13De God Abrahams, en Izaks, en Jakobs, de God onzer vaderen, heeft Zijn Kind Jezus verheerlijkt, Welken gij overgeleverd hebt, en hebt Hem verloochend, voor het aangezicht van Pilatus, als hij oordeelde, dat men [Hem] zoude loslaten.
Handelingen 3:21Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond van al Zijn heilige profeten van [alle] eeuw.
Handelingen 3:22Want Mozes heeft tot de vaderen gezegd: De Heere, uw God, zal u een Profeet verwekken, uit uw broederen, gelijk mij; Dien zult gij horen, in alles, wat Hij tot u spreken zal.
Handelingen 4:16Zeggende: Wat zullen wij dezen mensen doen? Want dat er een bekend teken door hen geschied is, is openbaar aan allen, die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen.
Handelingen 5:23Zeggende: Wij vonden wel den kerker met alle verzekerdheid toegesloten, en de wachters buiten staande voor de deuren; maar als wij [die] geopend hadden, vonden wij niemand daarbinnen.
Handelingen 5:41Zij dan gingen heen van het aangezicht des raads, verblijd zijnde, dat zij waren waardig geacht geweest, om Zijns Naams wil smaadheid te lijden.
Handelingen 8:4Zij dan nu, die verstrooid waren, gingen [het land] door, en verkondigden het Woord.
Handelingen 8:25Zij dan nu, als zij het Woord des Heeren betuigd en gesproken hadden, keerden wederom naar Jeruzalem, en verkondigden het Evangelie [in] vele vlekken der Samaritanen.
Handelingen 9:7En de mannen, die met hem over weg reisden, stonden verbaasd, horende wel de stem, maar niemand ziende.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen