G3303 μέν
inderdaad, werkelijk, heus, sommigen

Bijbelteksten

Handelingen 21:39Maar Paulus zeide: Ik ben een Joods man van Tarsen, een burger van gene onvermaarde stad in Cilicie, en ik bid u, laat mij toe tot het volk te spreken.
Handelingen 22:3Ik ben een Joods man, en te Tarsen in Cilicie geboren, opgevoed in deze stad, aan de voeten van Gamaliel onderwezen naar de bescheidenste wijze der vaderlijke wet, zijnde een ijveraar Gods, gelijkerwijs gij allen heden zijt;
Handelingen 22:9En die met mij waren, zagen wel het licht, en werden zeer bevreesd; maar de stem Desgenen, Die tot mij sprak, hoorden zij niet.
Handelingen 23:8Want de Sadduceen zeggen, dat er geen opstanding is, noch engel, noch geest, maar de Farizeen belijden het beide.
Handelingen 23:18Deze dan nam hem en bracht [hem] tot den overste, en zeide: Paulus, de gevangene, heeft mij tot zich geroepen, en begeerd, dat ik dezen jongeling tot u zou brengen, die u wat heeft te zeggen.
Handelingen 23:22De overste dan liet den jongeling gaan, [hem] gebiedende: Zeg niemand voort, dat gij mij zulks geopenbaard hebt.
Handelingen 23:31De krijgsknechten dan, gelijk hun bevolen was, namen Paulus, en brachten hem des nachts tot Antipatris.
Handelingen 25:4Doch Festus antwoordde, dat Paulus te Cesarea bewaard werd, en dat hij zelf haast [derwaarts] zou verreizen.
Handelingen 25:11Want indien ik onrecht doe, en iets des doods waardig gedaan heb, ik weiger niet te sterven; maar indien er niets is van hetgeen, waarvan dezen mij beschuldigen, zo kan niemand mij hun uit gunst overgeven. Ik beroep mij op den keizer.
Handelingen 26:4Mijn leven dan van der jonkheid aan, hetwelk van den beginne onder mijn volk te Jeruzalem geweest is, weten al de Joden;
Handelingen 26:9Ik meende waarlijk bij mijzelven, dat ik tegen den Naam van Jezus van Nazareth vele wederpartijdige dingen moest doen.
Handelingen 27:21En als men langen tijd zonder eten geweest was, toen stond Paulus [op] in het midden van hen, en zeide: O mannen, men behoorde mij wel gehoor gegeven te hebben, en van Kreta niet afgevaren te zijn, en dezen hinder en deze schade verhoed te hebben;
Handelingen 27:41Maar vervallende op een plaats, die de zee aan beide zijden had, zetten zij het schip daarop; en het voorschip, vastzittende, bleef onbewegelijk, maar het achterschip brak van het geweld der baren.
Handelingen 27:44En de anderen, sommigen op planken, en sommigen op enige [stukken] van het schip. En alzo is het geschied, dat zij allen behouden aan het land gekomen zijn.
Handelingen 28:5Maar hij schudde het beest af in het vuur, en leed niets kwaads.
Handelingen 28:22Maar wij begeren wel van u te horen, wat gij gevoelt; want wat deze sekte aangaat, ons is bekend, dat zij overal tegengesproken wordt.
Handelingen 28:24En sommigen geloofden wel, hetgeen gezegd werd, maar sommigen geloofden niet.
Romeinen 1:8Eerstelijk dank ik mijn God door Jezus Christus over u allen, dat uw geloof verkondigd wordt in de gehele wereld.
Romeinen 2:7Dengenen wel, die met volharding in goeddoen, heerlijkheid, en eer, en onverderfelijkheid zoeken, het eeuwige leven;
Romeinen 2:8Maar dengenen, die twistgierig zijn, en die der waarheid ongehoorzaam, doch der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, [zal] verbolgenheid en toorn [vergolden worden];

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen