Mattheus 3:7 | Hij dan, ziende velen van de Farizeen en Sadduceen tot zijn doop komen, sprak tot hen: Gij adderengebroedsels! wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn? |
Markus 3:5 | En als Hij hen met toorn rondom aangezien had, meteen bedroefd zijnde over de verharding van hun hart, zeide Hij tot den mens: Strek uw hand uit. En hij strekte ze uit; en zijn hand werd hersteld, gezond gelijk de andere. |
Lukas 3:7 | Hij zeide dan tot de scharen, die uitkwamen, om van hem gedoopt te worden: Gij adderengebroedsels, wie heeft u aangewezen te vlieden van den toekomenden toorn? |
Lukas 21:23 | Doch wee den bevruchten en den zogenden [vrouwen] in die dagen, want er zal grote nood zijn in het land, en toorn over dit volk. |
Johannes 3:36 | Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. |
Romeinen 1:18 | Want de toorn Gods wordt geopenbaard van den hemel over alle goddeloosheid, en ongerechtigheid der mensen, [als] die de waarheid in ongerechtigheid ten onder houden. |
Romeinen 2:5 | Maar naar uw hardigheid, en onbekeerlijk hart, vergadert gij uzelven toorn als een schat, in den dag des toorns, en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods. |
Romeinen 2:8 | Maar dengenen, die twistgierig zijn, en die der waarheid ongehoorzaam, doch der ongerechtigheid gehoorzaam zijn, [zal] verbolgenheid en toorn [vergolden worden]; |
Romeinen 3:5 | Indien nu onze ongerechtigheid Gods gerechtigheid bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig, als Hij toorn over [ons] brengt? (Ik spreek naar den mens.) |
Romeinen 4:15 | Want de wet werkt toorn; want waar geen wet is, [daar] is ook geen overtreding. |
Romeinen 5:9 | Veel meer dan, zijnde nu gerechtvaardigd door Zijn bloed, zullen wij door Hem behouden worden van den toorn. |
Romeinen 9:22 | En of God, willende [Zijn] toorn bewijzen, en Zijn macht bekend maken, met vele lankmoedigheid verdragen heeft de vaten des toorns, tot het verderf toebereid; |
Romeinen 12:19 | Wreekt uzelven niet, beminden, maar geeft den toorn plaats; want er is geschreven: Mij [komt] de wraak [toe]; Ik zal het vergelden, zegt de Heere. |
Romeinen 13:4 | Want zij is Gods dienares, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zo vrees; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs; want zij is Gods dienares, een wreekster tot straf dengene, die kwaad doet. |
Romeinen 13:5 | Daarom is het nodig onderworpen te zijn, niet alleen om der straffe, maar ook om des gewetens wil. |
Efeziers 2:3 | Onder dewelke ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten; en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen; |
Efeziers 4:31 | Alle bitterheid, en toornigheid, en gramschap, en geroep, en lastering zij van u geweerd, met alle boosheid; |
Efeziers 5:6 | Dat u niemand verleide met ijdele woorden; want om deze dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid. |
Colossenzen 3:6 | Om welke de toorn Gods komt over de kinderen der ongehoorzaamheid; |
Colossenzen 3:8 | Maar nu legt ook gij dit alles af, [namelijk] gramschap, toornigheid, kwaadheid, lastering, vuil spreken uit uw mond. |