Mattheus 4:1 | Toen werd Jezus van den Geest weggeleid in de woestijn, om verzocht te worden van den duivel. |
Mattheus 4:3 | En de verzoeker, tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden worden. |
Mattheus 16:1 | En de Farizeen en Sadduceen tot Hem gekomen zijnde, en [Hem] verzoekende, begeerden van Hem, dat Hij hun een teken uit den hemel zou tonen. |
Mattheus 19:3 | En de Farizeen kwamen tot Hem, verzoekende Hem, en zeggende tot Hem: Is het een mens geoorloofd zijn vrouw te verlaten, om allerlei oorzaak? |
Mattheus 22:18 | Maar Jezus, bekennende hun boosheid, zeide: |
Mattheus 22:35 | En een uit hen, [zijnde] een Wetgeleerde, heeft gevraagd, Hem verzoekende, en zeggende: |
Markus 1:13 | En Hij was aldaar in de woestijn veertig dagen, verzocht van den satan; en was bij de wilde gedierten; en de engelen dienden Hem. |
Markus 8:11 | En de Farizeen gingen uit, en begonnen met Hem te twisten, begerende van Hem een teken van den hemel, Hem verzoekende. |
Markus 10:2 | En de Farizeen, tot Hem komende, vraagden Hem, of het een man geoorloofd is, [zijn] vrouw te verlaten, Hem verzoekende. |
Markus 12:15 | En Hij, wetende hun geveinsdheid, zeide tot hen: Wat verzoekt gij Mij? Brengt Mij een penning, dat Ik [hem] zie. |
Lukas 4:2 | En werd veertig dagen verzocht van den duivel; en at gans niet in die dagen, en als dezelve geeindigd waren, zo hongerde Hem ten laatste. |
Lukas 11:16 | En anderen, [Hem] verzoekende, begeerden van Hem een teken uit den hemel. |
Lukas 20:23 | En Hij, hun arglistigheid bemerkende, zeide tot hen: Wat verzoekt gij Mij? |
Johannes 6:6 | (Doch dit zeide Hij, hem beproevende; want Hij wist Zelf, wat Hij doen zou.) |
Johannes 8:4 | En haar gesteld hebbende in het midden, zeiden zij tot Hem: Meester, deze vrouw is op de daad zelve gegrepen, overspel begaande. |
Johannes 8:6 | En dit zeiden zij, Hem verzoekende, opdat zij [iets] hadden, om Hem te beschuldigen. Maar Jezus, nederbukkende, schreef met den vinger in de aarde. |
Handelingen 5:9 | En Petrus zeide tot haar: Wat is het, dat gij onder u hebt overeengestemd te verzoeken den Geest des Heeren? Zie, de voeten dergenen, die uw man begraven hebben, zijn voor de deur, en zullen u uitdragen. |
Handelingen 15:10 | Nu dan, wat verzoekt gij God, om een juk op den hals der discipelen te leggen, hetwelk noch onze vaders, noch wij hebben kunnen dragen? |
Handelingen 16:7 | [En] aan Mysie gekomen zijnde, poogden zij naar Bithynie te reizen; en de Geest liet het hun niet toe. |
Handelingen 24:6 | Die ook gepoogd heeft den tempel te ontheiligen, welken wij ook gegrepen hebben, en naar onze wet hebben willen oordelen. |