G4459 πῶς
hoe?

Bijbelteksten

Mattheus 6:28En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de lelien des velds, hoe zij wassen; zij arbeiden niet, en spinnen niet;
Mattheus 7:4Of, hoe zult gij tot uw broeder zeggen: Laat toe, dat ik den splinter uit uw oog uitdoe; en zie, er is een balk in uw oog?
Mattheus 10:19Doch wanneer zij u overleveren, zo zult gij niet bezorgd zijn, hoe of wat gij spreken zult; want het zal u in dezelve ure gegeven worden, wat gij spreken zult.
Mattheus 12:4Hoe hij gegaan is in het huis Gods, en de toonbroden gegeten heeft, die hem niet geoorloofd waren te eten, noch ook hun die met hem [waren], maar den priesteren alleen.
Mattheus 12:26En indien de satan den satan uitwerpt, zo is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal dan zijn rijk bestaan?
Mattheus 12:29Of hoe kan iemand in het huis eens sterken inkomen, en zijn vaten ontroven, tenzij dat hij eerst den sterke gebonden hebbe? en alsdan zal hij zijn huis beroven.
Mattheus 12:34Gij adderengebroedsels! hoe kunt gij goede dingen spreken, daar gij boos zijt? want uit den overvloed des harten spreekt de mond.
Mattheus 16:11Hoe verstaat gij niet, dat Ik u van geen brood gesproken heb, [als Ik zeide], dat gij u wachten zoudt van den zuurdesem der Farizeen en Sadduceen.
Mattheus 21:20En de discipelen, [dat] ziende, verwonderden zich, zeggende: Hoe is de vijgeboom [zo] terstond verdord?
Mattheus 22:12En zeide tot hem: Vriend! hoe zijt gij hier ingekomen, geen bruiloftskleed [aan] hebbende? En hij verstomde.
Mattheus 22:43Hij zeide tot hen: Hoe noemt Hem dan David, in de Geest, [zijn] Heere? zeggende:
Mattheus 22:45Indien Hem dan David noemt [zijn] Heere, hoe is Hij zijn Zoon?
Mattheus 23:33Gij slangen, gij adderengebroedsels! hoe zoudt gij de helse verdoemenis ontvlieden?
Mattheus 26:54Hoe zouden dan de Schriften vervuld worden, [die zeggen], dat het alzo geschieden moet?
Markus 2:26Hoe hij ingegaan is in het huis Gods, ten tijde van Abjathar, den hogepriester, en de toonbroden gegeten heeft, die niemand zijn geoorloofd te eten, dan den priesteren, en ook gegeven heeft dengenen, die met hem waren?
Markus 3:23En hen tot Zich geroepen hebbende, zeide Hij tot hen in gelijkenissen: Hoe kan de satan den satan uitwerpen?
Markus 4:13En Hij zeide tot hen: Weet gij deze gelijkenis niet? En hoe zult gij al de gelijkenissen verstaan?
Markus 4:40En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij zo vreesachtig? Hoe hebt gij geen geloof?
Markus 5:16En die het gezien hadden, vertelden hun, wat den bezetene geschied was, en [ook] van de zwijnen.
Markus 8:21En Hij zeide tot hen: Hoe verstaat gij niet?

Mede mogelijk dankzij

Hadderech