G5015 ταράσσω
onthutst, geschrokken zijn, verwarren, woelig maken, verbijsteren, onrustig maken
Mattheus 2:3 | De koning Herodes nu, [dit] gehoord hebbende, werd ontroerd, en geheel Jeruzalem, met hem. |
Mattheus 14:26 | En de discipelen, ziende Hem op de zee wandelen, werden ontroerd, zeggende: Het is een spooksel! En zij schreeuwden van vrees. |
Markus 6:50 | Want zij zagen Hem allen, en werden ontroerd; en terstond sprak Hij met hen, en zeide tot hen: Zijt welgemoed, Ik ben het; vreest niet. |
Lukas 1:12 | En Zacharias, [hem] ziende, werd ontroerd, en vreze is op hem gevallen. |
Lukas 24:38 | En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij ontroerd, en waarom klimmen [zulke] overleggingen in uw harten? |
Johannes 5:4 | Want een engel daalde neder op zekeren tijd in dat badwater, en beroerde het water; die dan eerst daarin kwam, na de beroering van het water, die werd gezond, van wat ziekte hij ook bevangen was. |
Johannes 5:7 | De kranke antwoordde Hem: Heere, ik heb geen mens, om mij te werpen in het badwater, wanneer het water beroerd wordt; en terwijl ik kom, zo daalt een ander voor mij neder. |
Johannes 11:33 | Jezus dan, als Hij haar zag wenen, en de Joden, die met haar kwamen, [ook] wenen, werd zeer bewogen in den geest, en ontroerde Zichzelven; |
Johannes 12:27 | Nu is Mijn ziel ontroerd; en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit deze ure! Maar hierom ben Ik in deze ure gekomen. |
Johannes 13:21 | Jezus, deze dingen gezegd hebbende, werd ontroerd in den geest, en betuigde, en zeide: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, dat een van ulieden Mij zal verraden. |
Johannes 14:1 | Uw hart worde niet ontroerd; gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. |
Johannes 14:27 | Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet gelijkerwijs de wereld [hem] geeft, geef Ik [hem] u. Uw hart worde niet ontroerd en zij niet versaagd. |
Handelingen 15:24 | Nademaal wij gehoord hebben, dat sommigen, die van ons uitgegaan zijn, u met woorden ontroerd hebben en uw zielen wankelende gemaakt, zeggende, dat gij moet besneden worden, en de wet onderhouden; welken wij [dat] niet bevolen hadden; |
Handelingen 17:8 | En zij beroerden de schare, en de oversten der stad, die dit hoorden. |
Galaten 1:7 | Daar er geen ander is; maar er zijn sommigen, die u ontroeren, en het Evangelie van Christus willen verkeren. |
Galaten 5:10 | Ik vertrouw van u in den Heere, dat gij niet anders zult gevoelen; maar die u ontroert, zal het oordeel dragen, wie hij ook zij. |
1 Petrus 3:14 | Maar indien gij ook lijdt om der gerechtigheid wil, zo zijt gij zalig; en vreest niet uit vreze van hen, en wordt niet ontroerd; |