Colossenzen 3:7 | In dewelke ook gij eertijds hebt gewandeld, toen gij in dezelve leefdet. |
Colossenzen 3:8 | Maar nu legt ook gij dit alles af, [namelijk] gramschap, toornigheid, kwaadheid, lastering, vuil spreken uit uw mond. |
Colossenzen 3:13 | Verdragende elkander, en vergevende de een den anderen, zo iemand tegen iemand [enige] klacht heeft; gelijkerwijs als Christus u vergeven heeft, [doet] ook gij alzo. |
Colossenzen 4:1 | Gij heren, doet [uw] dienstknechten recht en gelijk, wetende, dat ook gij een Heere hebt in de hemelen. |
Colossenzen 4:16 | En wanneer deze zendbrief van u zal gelezen zijn, maakt, dat hij ook in de gemeente der Laodicensen gelezen worde, en dat ook gij dien leest, die uit Laodicea [geschreven is]. |
1 Thessalonicensen 1:6 | En gij zijt onze navolgers geworden, en des Heeren, het Woord aangenomen hebbende in vele verdrukking, met blijdschap des Heiligen Geestes; |
1 Thessalonicensen 2:10 | Gij zijt getuigen, en God, hoe heilig, en rechtvaardig, en onberispelijk wij u, die gelooft, geweest zijn. |
1 Thessalonicensen 2:14 | Want gij, broeders, zijt navolgers geworden der Gemeenten Gods, die in Judea zijn, in Christus Jezus; dewijl ook gij hetzelfde geleden hebt van uw eigen medeburgers, gelijk als zij van de Joden; |
1 Thessalonicensen 2:19 | Want welke is onze hoop, of blijdschap, of kroon des roems? Zijt gij die ook niet voor onzen Heere Jezus Christus in Zijn toekomst? |
1 Thessalonicensen 2:20 | Want gij zijt onze heerlijkheid en blijdschap. |
1 Thessalonicensen 3:8 | Want nu leven wij, indien gij [vast] staat in den Heere. |
1 Thessalonicensen 4:9 | Van de broederlijke liefde nu hebt gij niet van node, dat ik u schrijve; want gijzelven zijt van God geleerd om elkander lief te hebben. |
1 Thessalonicensen 5:4 | Maar gij, broeders, gij zijt niet in duisternis, dat u die dag als een dief zou bevangen. |
1 Thessalonicensen 5:5 | Gij zijt allen kinderen des lichts, en kinderen des daags; wij zijn niet des nachts, noch der duisternis. |
2 Thessalonicensen 1:12 | Opdat de Naam van onzen Heere Jezus Christus verheerlijkt worde in u, en gij in Hem, naar de genade van onzen God en den Heere Jezus Christus. |
2 Thessalonicensen 3:13 | En gij, broeders, vertraagt niet in goed te doen. |
Jakobus 2:6 | Maar gij hebt den armen oneer aangedaan. Overweldigen u niet de rijken, en trekken zij u [niet] tot de rechterstoelen? |
Jakobus 5:8 | Weest gij ook lankmoedig, versterkt uw harten; want de toekomst des Heeren genaakt. |
1 Petrus 2:9 | Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat gij zoudt verkondigen de deugden Desgenen, Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht; |
1 Petrus 4:1 | Dewijl dan Christus voor ons in het vlees geleden heeft, zo wapent gij u ook met dezelfde gedachte, [namelijk] dat wie in het vlees geleden heeft, die heeft opgehouden van de zonde; |