G5210 ὑμεῖς
jullie, u

Bijbelteksten

1 Corinthiers 3:23Doch gij zijt van Christus, en Christus is Gods.
1 Corinthiers 4:10Wij [zijn] dwazen om Christus' wil, maar gij zijt wijzen in Christus; wij zijn zwakken, maar gij sterken; gij zijt heerlijken, maar wij verachten.
1 Corinthiers 5:2En zijt gij [nog] opgeblazen, en hebt niet veel meer leed gedragen, opdat hij uit het midden van u weggedaan worde, die deze daad begaan heeft?
1 Corinthiers 5:12Want wat heb ik ook die buiten zijn te oordelen? Oordeelt gijlieden niet die binnen zijn?
1 Corinthiers 6:8Maar gijlieden doet ongelijk, en doet schade, en dat den broederen.
1 Corinthiers 9:1Ben ik niet een apostel? Ben ik niet vrij? Heb ik niet Jezus Christus, onzen Heere, gezien? Zijt gijlieden niet mijn werk in den Heere?
1 Corinthiers 9:2Zo ik anderen geen apostel ben, nochtans ben ik het ulieden; want het zegel mijns apostelschaps zijt gijlieden in den Heere.
1 Corinthiers 10:15Als tot verstandigen spreek ik; oordeelt gij, hetgeen ik zeg.
1 Corinthiers 12:27En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder.
1 Corinthiers 14:9Alzo ook gijlieden, indien gij niet door de taal een duidelijke rede geeft, hoe zal verstaan worden hetgeen gesproken wordt? Want gij zult zijn [als] die in de lucht spreekt.
1 Corinthiers 14:12Alzo ook gij, dewijl gij ijverig zijt naar geestelijke gaven, zo zoekt dat gij moogt overvloedig zijn tot stichting der Gemeente.
1 Corinthiers 16:1Aangaande nu de verzameling, die voor de heiligen [geschiedt], gelijk als ik aan de Gemeenten in Galatie verordend heb, doet ook gij alzo.
1 Corinthiers 16:6En ik zal mogelijk bij u blijven, of ook overwinteren, opdat gij mij moogt geleiden, waar ik zal henenreizen.
1 Corinthiers 16:16Dat gij ook u aan de zodanigen onderwerpt, en aan een iegelijk, die medewerkt en arbeidt.
2 Corinthiers 1:14Gelijkerwijs gij ook ten dele ons erkend hebt, dat wij uw roem zijn, gelijk gij ook de onze zijt, in den dag van den Heere Jezus.
2 Corinthiers 3:2Gijlieden zijt onze brief, geschreven in onze harten, bekend en gelezen van alle mensen;
2 Corinthiers 6:13Nu, [om] dezelfde vergelding [te doen], (ik spreek als tot [mijn] kinderen) zo wordt gij ook uitgebreid.
2 Corinthiers 6:16Of wat samenvoeging heeft de tempel Gods met de afgoden? Want gij zijt de tempel des levenden Gods; gelijkerwijs God gezegd heeft: Ik zal in hen wonen, en Ik zal onder [hen] wandelen; en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mij een volk zijn.
2 Corinthiers 6:18En Ik zal u tot een Vader zijn, en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Heere, de Almachtige.
2 Corinthiers 8:9Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken