Colossenzen 2:6 | Gelijk gij dan Christus Jezus, den Heere, hebt aangenomen, wandelt [alzo] in Hem; |
Colossenzen 2:8 | Ziet toe, dat niemand u als een roof vervoere door de filosofie, en ijdele verleiding, naar de overlevering der mensen, naar de eerste beginselen der wereld, en niet naar Christus; |
Colossenzen 2:11 | In Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus; |
Colossenzen 2:17 | Welke zijn een schaduw der toekomende dingen, maar het lichaam is van Christus. |
Colossenzen 2:20 | Indien gij dan met Christus de eerste beginselen der wereld zijt afgestorven, wat wordt gij, gelijk of gij in de wereld leefdet, met inzettingen belast, |
Colossenzen 3:1 | Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zo zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechter[hand] Gods. |
Colossenzen 3:3 | Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God. |
Colossenzen 3:4 | Wanneer [nu] Christus zal geopenbaard zijn, Die ons Leven is, dan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. |
Colossenzen 3:11 | Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, barbaar [en] Scyth, dienstknecht [en] vrije, maar Christus is alles en in allen. |
Colossenzen 3:13 | Verdragende elkander, en vergevende de een den anderen, zo iemand tegen iemand [enige] klacht heeft; gelijkerwijs als Christus u vergeven heeft, [doet] ook gij alzo. |
Colossenzen 3:16 | Het woord van Christus wone rijkelijk in u, in alle wijsheid; leert en vermaant elkander, met psalmen en lofzangen, en geestelijke liederen, zingende den Heere met aangenaamheid in uw hart. |
Colossenzen 3:24 | Wetende, dat gij van den Heere zult ontvangen de vergelding der erfenis; want gij dient de Heere Christus. |
Colossenzen 4:3 | Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus, om welke ik ook gebonden ben; |
Colossenzen 4:12 | U groet Epafras, die uit de uwen is, een dienstknecht van Christus, te allen tijde strijdende voor u in de gebeden, opdat gij staan moogt volmaakt en volkomen in al den wil van God. |
1 Thessalonicensen 1:1 | Paulus, en Silvanus, en Timotheus, aan de Gemeente der Thessalonicensen, [welke is] in God den Vader, en den Heere Jezus Christus: genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus. |
1 Thessalonicensen 1:3 | Zonder ophouden gedenkende het werk uws geloofs, en den arbeid der liefde, en de verdraagzaamheid der hoop op onzen Heere Jezus Christus, voor onzen God en Vader; |
1 Thessalonicensen 2:6 | Noch zoekende eer uit mensen, noch van u, noch van anderen; hoewel wij [u] tot last konden zijn als Christus' apostelen; |
1 Thessalonicensen 2:14 | Want gij, broeders, zijt navolgers geworden der Gemeenten Gods, die in Judea zijn, in Christus Jezus; dewijl ook gij hetzelfde geleden hebt van uw eigen medeburgers, gelijk als zij van de Joden; |
1 Thessalonicensen 3:2 | En hebben gezonden Timotheus, onzen broeder, en Gods dienaar, en onzen medearbeider in het Evangelie van Christus, om u te versterken, en u te vermanen van uw geloof; |
1 Thessalonicensen 3:11 | Doch onze God en Vader Zelf, en onze Heere Jezus Christus richte onzen weg tot u. |