G5666
-

Bijbelteksten

Lukas 9:11En de scharen, [dat] verstaande, volgden Hem; en Hij ontving ze, en sprak tot hen van het Koninkrijk Gods; en die genezing van node hadden, maakte Hij gezond.
Lukas 12:9Maar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal verloochend worden voor de engelen Gods.
Lukas 15:26En tot zich geroepen hebbende een van de knechten, vraagde, wat dat mocht zijn.
Lukas 16:5En hij riep tot zich een iegelijk van de schuldenaars zijns heeren, en zeide tot den eersten: Hoeveel zijt gij mijn heer schuldig?
Lukas 18:16Maar Jezus riep dezelve [kinderkens] tot Zich, en zeide: Laat de kinderkens tot Mij komen, en verhindert hen niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods.
Lukas 22:17En als Hij een drinkbeker genomen had, en gedankt had, zeide Hij: Neemt dezen, en deelt [hem] onder ulieden.
Johannes 1:38En Jezus Zich omkerende, en ziende hen volgen, zeide tot hen:
Johannes 6:5Jezus dan, de ogen opheffende, en ziende, dat een grote schare tot Hem kwam, zeide tot Filippus: Van waar zullen wij broden kopen, opdat deze eten mogen?
Johannes 8:10En Jezus, Zich oprichtende, en niemand ziende dan de vrouw, zeide tot haar: Vrouw, waar zijn deze uw beschuldigers? Heeft u niemand veroordeeld?
Johannes 11:45Velen dan uit de Joden, die tot Maria gekomen waren, en aanschouwd hadden, hetgeen Jezus gedaan had, geloofden in Hem.
Handelingen 1:24En zij baden en zeiden: Gij Heere! Gij Kenner der harten van allen, wijs van deze twee een aan, dien Gij uitverkoren hebt;
Handelingen 2:41Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt; en er werden op dien dag [tot hen] toegedaan omtrent drie duizend zielen.
Handelingen 5:40En zij gaven hem gehoor; en als zij de apostelen tot zich geroepen hadden, geselden zij [dezelve], en geboden [hun], dat zij niet zouden spreken in den Naam van Jezus; en lieten hen gaan.
Handelingen 6:2En de twaalven riepen de menigte der discipelen tot zich, en zeiden: Het is niet behoorlijk, dat wij het Woord Gods nalaten, en de tafelen dienen.
Handelingen 6:6Welken zij voor de apostelen stelden; en [dezen], als zij gebeden hadden, legden hun de handen op.
Handelingen 7:19Deze gebruikte listigheid tegen ons geslacht, en handelde kwalijk met onze vaderen, zodat zij hun jonge kinderen moesten wegwerpen, opdat zij niet zouden voorttelen.
Handelingen 7:45Welken ook onze vaders ontvangen hebbende, met Jozua gebracht hebben in het [land], dat de heidenen bezaten, die God verdreven heeft van het aangezicht onzer vaderen, tot de dagen van David toe;
Handelingen 8:18En als Simon zag, dat, door de oplegging van de handen der apostelen de Heilige Geest gegeven werd, zo bood hij hun geld aan,
Handelingen 8:25Zij dan nu, als zij het Woord des Heeren betuigd en gesproken hadden, keerden wederom naar Jeruzalem, en verkondigden het Evangelie [in] vele vlekken der Samaritanen.
Handelingen 10:8En als hij hun alles verhaald had, zond hij hen naar Joppe.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken