G5707

Bijbelteksten

Mattheus 1:25En bekende haar niet, totdat zij dezen haar eerstgeboren Zoon gebaard had; en heette Zijn naam JEZUS.
Mattheus 2:9En zij, den koning gehoord hebbende, zijn heengereisd; en ziet, de ster, die zij in het oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat zij kwam en stond boven [de plaats], waar het Kindeken was.
Mattheus 2:18Een stem is in Rama gehoord, geklag, geween en veel gekerm; Rachel beweende haar kinderen, en wilde niet vertroost wezen, omdat zij niet zijn!
Mattheus 3:4En dezelve Johannes had zijn kleding van kemelshaar, en een lederen gordel om zijn lenden; en zijn voedsel was sprinkhanen en wilde honig.
Mattheus 3:14Doch Johannes weigerde Hem zeer, zeggende: Mij is nodig van U gedoopt te worden, en komt Gij tot mij?
Mattheus 4:11Toen liet de duivel van Hem af; en ziet, de engelen zijn toegekomen, en dienden Hem.
Mattheus 4:23En Jezus omging geheel Galilea, lerende in hun synagogen en predikende het Evangelie des Koninkrijks, en genezende alle ziekte en alle kwale onder het volk.
Mattheus 5:2En Zijn mond geopend hebbende, leerde Hij hen, zeggende:
Mattheus 8:2En ziet, een melaatse kwam, en aanbad Hem, zeggende: Heere! indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen.
Mattheus 8:15En Hij raakte haar hand aan, en de koorts verliet haar; en zij stond op, en diende henlieden.
Mattheus 8:24En ziet, er ontstond een grote onstuimigheid in de zee, alzo dat het schip van de golven bedekt werd; doch Hij sliep.
Mattheus 8:31En de duivelen baden Hem, zeggende: Indien Gij ons uitwerpt, laat ons toe, dat wij in die kudde zwijnen varen.
Mattheus 9:2En Jezus, hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon! wees welgemoed; uw zonden zijn u vergeven.
Mattheus 9:18Als Hij deze dingen tot hen sprak, ziet, een overste kwam en aanbad Hem, zeggende: Mijn dochter is nu terstond gestorven, doch kom en leg Uw hand op haar, en zij zal leven.
Mattheus 9:21Want zij zeide in zichzelve: Indien ik alleenlijk Zijn kleed aanraak, zo zal ik gezond worden.
Mattheus 9:24Zeide Hij tot hen: Vertrekt; want het dochtertje is niet dood, maar slaapt. En zij belachten Hem.
Mattheus 9:34Maat de Farizeen zeiden: Hij werpt de duivelen uit door den overste der duivelen.
Mattheus 9:35En Jezus omging al de steden en vlekken, lerende in hun synagogen, en predikende het Evangelie des Koninkrijks, en genezende alle ziekten en alle kwalen onder het volk.
Mattheus 12:23En al de scharen ontzetten zich, en zeiden: Is niet Deze de Zoon van David?
Mattheus 13:5En een ander [deel] viel op steenachtige [plaatsen], waar het niet veel aarde had; en het ging terstond op, omdat het geen diepte van aarde had.

Mede mogelijk dankzij