G5748

Bijbelteksten

Mattheus 1:20En alzo hij deze dingen in den zin had, ziet, de engel des Heeren verscheen hem in den droom, zeggende: Jozef, [gij] zone Davids! wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; want hetgeen in haar ontvangen is, dat is uit den Heiligen Geest;
Mattheus 1:23Ziet, de maagd zal zwanger worden, en een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten Emmanuel; hetwelk is, overgezet zijnde, God met ons.
Mattheus 2:2Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden? want wij hebben gezien Zijn ster in het Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden.
Mattheus 2:6En gij Bethlehem, [gij] land Juda! zijt geenszins de minste onder de vorsten van Juda; want uit u zal de Leidsman voortkomen, Die Mijn volk Israel weiden zal.
Mattheus 2:18Een stem is in Rama gehoord, geklag, geween en veel gekerm; Rachel beweende haar kinderen, en wilde niet vertroost wezen, omdat zij niet zijn!
Mattheus 3:3Want deze is het, van denwelken gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht!
Mattheus 3:11Ik doop u wel met water tot bekering; maar Die na mij komt, is sterker dan ik, Wiens schoenen ik niet waardig ben [Hem na] te dragen; Die zal u met den Heiligen Geest en met vuur dopen.
Mattheus 3:15Maar Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Laat nu af; want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij van Hem af.
Mattheus 3:17En ziet, een stem uit de hemelen, zeggende: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb!
Mattheus 4:3En de verzoeker, tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden worden.
Mattheus 4:6En zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, werp Uzelven nederwaarts; want er is geschreven, dat Hij Zijn engelen van U bevelen zal, en [dat] zij U op de handen zullen nemen, opdat Gij niet te eniger tijd Uw voet aan een steen aanstoot.
Mattheus 5:3Zalig [zijn] de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
Mattheus 5:10Zalig [zijn] die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
Mattheus 5:11Zalig zijt gij, als u [de mensen] smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil.
Mattheus 5:13Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal [het] gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buiten geworpen, en van de mensen vertreden te worden.
Mattheus 5:14Gij zijt het licht der wereld; een stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn.
Mattheus 5:25Weest haastelijk welgezind [jegens] uw wederpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt; opdat de wederpartij niet misschien u den rechter overlevere, en de rechter u den dienaar overlevere, en gij in de gevangenis geworpen wordt.
Mattheus 5:34Maar Ik zeg u: Zweert ganselijk niet, noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods;
Mattheus 5:35Noch bij de aarde, omdat zij is de voetbank Zijner voeten; noch bij Jeruzalem, omdat zij is de stad des groten Konings;
Mattheus 5:37Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit den boze.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen