Mattheus 1:19 | Jozef nu, haar man, alzo hij rechtvaardig was, en haar niet wilde openbaarlijk te schande maken, was van wil haar heimelijk te verlaten. |
Mattheus 6:30 | Indien nu God het gras des velds, dat heden is, en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer [kleden], gij kleingelovigen? |
Mattheus 7:11 | Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal uw Vader, Die in de hemelen is, goede [gaven] geven dengenen, die ze van Hem bidden! |
Mattheus 12:30 | Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit. |
Mattheus 12:34 | Gij adderengebroedsels! hoe kunt gij goede dingen spreken, daar gij boos zijt? want uit den overvloed des harten spreekt de mond. |
Markus 2:26 | Hoe hij ingegaan is in het huis Gods, ten tijde van Abjathar, den hogepriester, en de toonbroden gegeten heeft, die niemand zijn geoorloofd te eten, dan den priesteren, en ook gegeven heeft dengenen, die met hem waren? |
Markus 5:25 | En een zekere vrouw, die twaalf jaren den vloed des bloeds gehad had, |
Markus 8:1 | In dezelfde dagen, als er een geheel grote schare was, en zij niets hadden wat zij eten zouden, riep Jezus Zijn discipelen tot Zich, en zeide tot hen: |
Markus 11:11 | En Jezus kwam binnen Jeruzalem, en in den tempel; en als Hij alles rondom bezien had, en het nu avondstond was, ging Hij uit naar Bethanie met de twaalven. |
Markus 13:16 | En die op den akker is, kere niet weder terug, om zijn kleed te nemen. |
Markus 14:3 | En als Hij te Bethanie was, in het huis van Simon, den melaatse, daar Hij aan [tafel] zat, kwam een vrouw, hebbende een albasten fles met zalf van onvervalsten nardus, van groten prijs; en de albasten fles gebroken hebbende, goot die op Zijn hoofd. |
Markus 14:43 | En terstond, als Hij nog sprak, kwam Judas aan, die een was van de twaalven, en met hem een grote schare, met zwaarden en stokken, [gezonden] van de overpriesters, en de schriftgeleerden, en de ouderlingen. |
Markus 14:66 | En als Petrus beneden in de zaal was, kwam een van de dienstmaagden des hogepriesters; |
Lukas 2:5 | Om beschreven te worden met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke bevrucht was. |
Lukas 3:23 | En Hij, Jezus, begon omtrent dertig jaren [oud] te wezen, zijnde (alzo men meende) de zoon van Jozef, den [zoon] van Heli, |
Lukas 6:3 | En Jezus, hun antwoordende, zeide: Hebt gij ook dat niet gelezen, hetwelk David deed, wanneer hem hongerde, en dengenen, die met hem waren? |
Lukas 8:4 | Als nu een grote schare bijeenvergaderde, en zij van alle steden tot Hem kwamen, zo zeide Hij door gelijkenis: |
Lukas 8:43 | En een vrouw, die twaalf jaren lang den vloed des bloeds gehad had, welke al haar leeftocht aan medicijnmeesters ten koste gelegd had; en van niemand had kunnen genezen worden, |
Lukas 11:23 | Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit. |
Lukas 11:41 | Doch geeft tot aalmoes, hetgeen daarin is; en ziet, alles is u rein. |