G5760

Bijbelteksten

Lukas 13:25[Namelijk] nadat de Heer des huizes zal opgestaan zijn, en de deur zal gesloten hebben, en gij zult beginnen buiten te staan, en aan de deur te kloppen, zeggende: Heere, Heere, doe ons open! en Hij zal antwoorden en tot u zeggen: Ik ken u niet, van waar gij zijt.
Lukas 20:7En zij antwoordden, dat zij niet wisten, vanwaar [die was].
Lukas 22:34Maar Hij zeide: Ik zeg u, Petrus, de haan zal heden niet kraaien, eer gij driemaal zult verloochend hebben, dat gij Mij kent.
Lukas 24:23En Zijn lichaam niet vindende, kwamen zij en zeiden, dat zij ook een gezicht van engelen gezien hadden, die zeggen, dat Hij leeft.
Johannes 12:18Daarom ging ook de schare Hem tegemoet, overmits zij gehoord had, dat Hij dat teken gedaan had.
Johannes 14:5Thomas zeide tot Hem: Heere, wij weten niet, waar Gij heengaat; en hoe kunnen wij den weg weten?
Handelingen 8:11En zij hingen hem aan, omdat hij een langen tijd met toverijen hun zinnen verrukt had.
Handelingen 12:14En zij de stem van Petrus bekennende, deed van blijdschap de voorpoort niet open, maar liep naar binnen en boodschapte, dat Petrus voor [aan] de voorpoort stond.
Handelingen 25:25Maar ik bevonden hebbende, dat hij niets des doods waardig gedaan had, en dewijl hij ook zelf zich op den keizer beroepen heeft, heb besloten hem te zenden.
Handelingen 27:13En alzo de zuidenwind zachtelijk waaide, meenden zij hun voornemen verkregen te hebben, en afgevaren zijnde, zeilden zij dicht voorbij Kreta henen.
Romeinen 4:1Wat zullen wij dan zeggen, dat Abraham, onze vader, verkregen heeft naar het vlees?
Romeinen 15:19Door kracht van tekenen en wonderheden, [en] door de kracht van den Geest Gods, zodat ik, van Jeruzalem af, en rondom, tot Illyrikum toe, het Evangelie van Christus vervuld heb.
1 Corinthiers 2:2Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd.
1 Corinthiers 8:2En zo iemand meent iets te weten, die heeft nog niets gekend, gelijk men behoort te kennen.
1 Corinthiers 10:12Zo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle.
1 Corinthiers 11:3Doch ik wil, dat gij weet, dat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus.
2 Corinthiers 11:5Want ik acht, dat ik nergens minder in ben geweest dan de uitnemendste apostelen.
Efeziers 1:18[Namelijk] verlichte ogen uws verstands, opdat gij moogt weten, welke zij de hoop van Zijn roeping, en welke de rijkdom zij der heerlijkheid van Zijn erfenis in de heiligen;
Filippenzen 3:13Broeders, ik acht niet, dat ik zelf het gegrepen heb.
Colossenzen 2:1Want ik wil, dat gij weet, hoe groten strijd ik voor u heb, en [voor] degenen, die te Laodicea zijn, en zo velen als er mijn aangezicht in het vlees niet hebben gezien;

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs