H310 אַחַר
achter, achter, na, nadat, aangezien, daarna, van achter(en), aansluiten bij

Bijbelteksten

Job 21:21Want wat lust zou hij na zich aan zijn huis hebben, als het getal zijner maanden afgesneden is?
Job 21:33De kluiten des dals zijn hem zoet, en hij trekt na zich alle mensen; en dergenen, die voor hem geweest zijn, is geen getal.
Job 29:22Na mijn woord spraken zij niet weder, en mijn rede drupte op hen.
Job 31:7Zo mijn gang uit den weg geweken is, en mijn hart mijn ogen nagevolgd is, en aan mijn handen iets aankleeft;
Job 34:27Daarom dat zij van achter Hem afgeweken zijn, en geen Zijner wegen verstaan hebben;
Job 37:4Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden.
Job 39:11Dat hij uitspeurt op de bergen, is zijn weide; en hij zoekt allerlei groensel na.
Job 39:13Zult gij den eenhoorn met zijn touw aan de voren binden? Zal hij de laagten achter u eggen?
Job 41:23Achter zich verlicht hij het pad; men zou den afgrond voor grijzigheid houden.
Job 42:7Het geschiedde nu, nadat de HEERE die woorden tot Job gesproken had, dat de HEERE tot Elifaz, den Themaniet, zeide: Mijn toorn is ontstoken tegen u, en tegen uw twee vrienden, want gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht Job.
Job 42:16En Job leefde na dezen honderd en veertig jaren, dat hij zag zijn kinderen, en de kinderen zijner kinderen, tot in vier geslachten.
Psalm 45:15In gestikte klederen zal zij tot den Koning geleid worden; de jonge dochteren, [die] achter haar zijn, haar medegezellinnen, zullen tot u gebracht worden.
Psalm 49:14Deze hun weg is een dwaasheid van hen; nochtans hebben hun nakomelingen een welbehagen in hun woorden. Sela.
Psalm 49:18Want hij zal in zijn sterven niet met al medenemen, zijn eer zal hem niet nadalen.
Psalm 50:17Dewijl gij de kastijding haat, en Mijn woorden achter u henenwerpt.
Psalm 63:9Mijn ziel kleeft U achteraan; Uw rechterhand ondersteunt mij.
Psalm 68:26De zangers gingen voor, de speellieden achter, in het midden de trommelende maagden.
Psalm 73:24Gij zult mij leiden door Uw raad; en daarna zult Gij mij [in] heerlijkheid opnemen.
Psalm 78:71Van achter de zogende [schapen] deed Hij hem komen, om te weiden Jakob, Zijn volk, en Israel, Zijn erfenis.
Psalm 94:15Want het oordeel zal wederkeren tot de gerechtigheid; en alle oprechten van hart zullen hetzelve navolgen.

Mede mogelijk dankzij