H428 אֵלֶּה
dezelfde woorden als, diezelfde, anderen, allen, die, deze, dit, die wij hier, enige van deze
Genesis 2:4 | Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde, als zij geschapen werden; ten dage als de HEERE God de aarde en den hemel maakte. |
Genesis 6:9 | Dit zijn de geboorten van Noach. Noach was een rechtvaardig, oprecht man in zijn geslachten. Noach wandelde met God. |
Genesis 9:19 | Deze drie waren de zonen van Noach; en van dezen is de ganse aarde overspreid. |
Genesis 10:1 | Dit nu zijn de geboorten van Noachs zonen: Sem, Cham, en Jafeth; en hun werden zonen geboren na den vloed. |
Genesis 10:5 | Van dezen zijn verdeeld de eilanden der volken in hun landschappen, elk naar zijn spraak, naar hun huisgezinnen, onder hun volken. |
Genesis 10:20 | Deze zijn zonen van Cham, naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, in hun volken. |
Genesis 10:29 | En Ofir, en Havila, en Jobab; deze allen waren zonen van Joktan. |
Genesis 10:31 | Deze zijn zonen van Sem, naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, naar hun volken. |
Genesis 10:32 | Deze zijn de huisgezinnen der zonen van Noach, naar hun geboorten, in hun volken; en van dezen zijn de volken op de aarde verdeeld na den vloed. |
Genesis 11:10 | Deze zijn de geboorten van Sem: Sem was honderd jaren oud, en gewon Arfachsad, twee jaren na den vloed. |
Genesis 11:27 | En deze zijn de geboorten van Terah: Terah gewon Abram, Nahor en Haran; en Haran gewon Lot. |
Genesis 14:3 | Deze allen voegden zich samen in het dal Siddim, dat is de Zoutzee. |
Genesis 15:1 | Na deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot. |
Genesis 15:10 | En hij bracht Hem deze alle, en hij deelde ze middendoor, en hij legde elks deel tegen het andere over; maar het gevogelte deelde hij niet. |
Genesis 15:17 | En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd, en ziet, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die tussen die stukken doorging. |
Genesis 20:8 | Toen stond Abimelech des morgens vroeg op, en riep al zijn knechten, en sprak al deze woorden voor hun oren. En die mannen vreesden zeer. |
Genesis 21:29 | Zo zeide Abimelech tot Abraham: Wat zullen hier deze zeven ooilammeren, die gij bijzonder gesteld hebt? |
Genesis 22:1 | En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham verzocht; en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie, [hier] ben ik! |
Genesis 22:20 | En het geschiedde na deze dingen, dat men Abraham boodschapte, zeggende: Zie, Milka heeft ook Nahor, uw broeder, zonen gebaard: |
Genesis 22:23 | (En Bethuel gewon Rebekka) deze acht baarde Milka aan Nahor, den broeder van Abraham. |