Genesis 1:1 | In den beginne schiep God den hemel en de aarde. |
Genesis 1:2 | De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren. |
Genesis 1:10 | En God noemde het droge aarde, en de vergadering der wateren noemde Hij zeeen; en God zag, dat het goed was. |
Genesis 1:11 | En God zeide: Dat de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid zaadzaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde! En het was alzo. |
Genesis 1:12 | En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiende naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. |
Genesis 1:15 | En dat zij zijn tot lichten in het uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde! En het was alzo. |
Genesis 1:17 | En God stelde ze in het uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde. |
Genesis 1:20 | En God zeide: Dat de wateren overvloediglijk voortbrengen een gewemel van levende zielen; en het gevogelte vliege boven de aarde, in het uitspansel des hemels! |
Genesis 1:22 | En God zegende ze, zeggende: Zijt vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de wateren in de zeeen; en het gevogelte vermenigvuldige op de aarde! |
Genesis 1:24 | En God zeide: De aarde brenge levende zielen voort, naar haar aard, vee, en kruipend, en wild gedierte der aarde, naar zijn aard! En het was alzo. |
Genesis 1:25 | En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijn aard, en het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte des aardbodems naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. |
Genesis 1:26 | En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. |
Genesis 1:28 | En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt! |
Genesis 1:29 | En God zeide: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u tot spijze! |
Genesis 1:30 | Maar aan al het gedierte der aarde, en aan al het gevogelte des hemels, en aan al het kruipende gedierte op de aarde, waarin een levende ziel is, [heb Ik] al het groene kruid tot spijze [gegeven]. En het was alzo. |
Genesis 2:1 | Alzo zijn volbracht de hemel en de aarde, en al hun heir. |
Genesis 2:4 | Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde, als zij geschapen werden; ten dage als de HEERE God de aarde en den hemel maakte. |
Genesis 2:5 | En allen struik des velds, eer hij in de aarde was, en al het kruid des velds, eer het uitsproot; want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, en er was geen mens geweest, om den aardbodem te bouwen. |
Genesis 2:6 | Maar een damp was opgegaan uit de aarde, en bevochtigde den gansen aardbodem. |
Genesis 2:11 | De naam der eerste [rivier] is Pison; deze is het, die het ganse land van Havila omloopt, waar het goud is. |