H1633 גָּרַם
(niets) overlaten (Zep, stuk bijten, brijzelen, vermorzelen, breken, de beenderen (niet) breken

Bijbelteksten

Numeri 24:8God heeft hem uit Egypte uitgevoerd; zijn krachten zijn als van een eenhoorn; hij zal de heidenen, zijn vijanden, verteren, en hun gebeente breken, en met zijn pijlen doorschieten.
Ezechiel 23:34Gij zult hem drinken en uitzuigen, en zijn scherven zult gij brijzelen, en uw borsten zult gij afrukken; want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere HEERE.
Sefanja 3:3Haar vorsten zijn brullende leeuwen in het midden van haar; haar rechters zijn avondwolven, die de beenderen niet breken tot aan den morgen.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken