H2029 הָרָה
zwanger gaan, zwanger, ontvangem, ontvangen, voorvaderen, zwanger w/z, baren, bevrucht woden
Genesis 4:1 | En Adam bekende Heva, zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, en baarde Kain, en zeide: Ik heb een man van den HEERE verkregen! |
Genesis 4:17 | En Kain bekende zijn huisvrouw, en zij werd bevrucht en baarde Henoch; en hij bouwde een stad, en noemde den naam dier stad naar den naam zijns zoons, Henoch. |
Genesis 16:4 | En hij ging in tot Hagar, en zij ontving. Als zij nu zag, dat zij ontvangen had, zo werd haar vrouw veracht in haar ogen. |
Genesis 16:5 | Toen zeide Sarai tot Abram: Mijn ongelijk is op u; ik heb mijn dienstmaagd in uw schoot gegeven; nu zij ziet, dat zij ontvangen heeft, zo ben ik veracht in haar ogen; de HEERE rechte tussen mij en tussen u! |
Genesis 19:36 | En de twee dochters van Lot werden bevrucht van haar vader. |
Genesis 21:2 | En Sara werd bevrucht, en baarde Abraham een zoon in zijn ouderdom, ter gezetter tijd, dien hem God gezegd had. |
Genesis 25:21 | En Izak bad den HEERE zeer in de tegenwoordigheid van zijn huisvrouw; want zij was onvruchtbaar; en de HEERE liet zich van hem verbidden, zodat Rebekka, zijn huisvrouw, zwanger werd. |
Genesis 29:32 | En Lea werd bevrucht, en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Ruben; want zij zeide: Omdat de HEERE mijn verdrukking heeft aangezien, daarom zal mijn man mij nu liefhebben. |
Genesis 29:33 | En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Dewijl de HEERE gehoord heeft, dat ik gehaat was, zo heeft Hij mij ook dezen gegeven; en zij noemde zijn naam Simeon. |
Genesis 29:34 | En zij werd nog bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Nu zal zich ditmaal mijn man bij mij voegen, dewijl ik hem drie zonen gebaard heb; daarom noemde zij zijn naam Levi. |
Genesis 29:35 | En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Ditmaal zal ik den HEERE loven; daarom noemde zij zijn naam Juda. En zij hield op van baren. |
Genesis 30:5 | En Bilha werd zwanger, en baarde Jakob een zoon. |
Genesis 30:7 | En Bilha, Rachels dienstmaagd, werd wederom bevrucht, en baarde Jakob den tweeden zoon. |
Genesis 30:17 | En God verhoorde Lea; en zij werd bevrucht, en baarde Jakob den vijfden zoon. |
Genesis 30:19 | En Lea werd wederom bevrucht, en zij baarde Jakob den zesden zoon. |
Genesis 30:23 | En zij werd bevrucht, en baarde een zoon; en zij zeide: God heeft mijn smaadheid weggenomen! |
Genesis 38:3 | En zij werd bevrucht, en baarde een zoon, en hij noemde zijn naam Er. |
Genesis 38:4 | Daarna werd zij weder bevrucht, en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Onan. |
Genesis 38:18 | Toen zeide hij: Wat pand is het, dat ik u geven zal? En zij zeide: Uw zegelring en uw snoer en uw staf, die in uw hand is; hetwelk hij haar gaf, en ging tot haar in; en zij ontving bij hem. |
Genesis 49:26 | De zegeningen uws vaders gaan te boven de zegeningen mijner voorvaderen, tot aan het einde van de eeuwige heuvelen; die zullen zijn op het hoofd van Jozef, en op den hoofdschedel des afgezonderden zijner broederen! |