H3895 לְחִי
kinnebakken, ezelkennebak, ezelskinnebak, ezelskaak, Lechi, kaak, wang
Deuteronomium 18:3 | Dit nu zal het recht der priesters zijn van het volk, van hen, die een offerande offeren, hetzij een os, of klein vee: dat hij den priester zal geven den schouder, en beide kinnebakken, en de pens. |
Richteren 15:15 | En hij vond een vochtig ezelskinnebakken, en hij strekte zijn hand uit, en nam het, en sloeg daarmede duizend man. |
Richteren 15:16 | Toen zeide Simson: Met een ezelskinnebakken, een hoop, twee hopen, met een ezelskinnebakken heb ik duizend man geslagen. |
Richteren 15:17 | En het geschiedde, als hij geeindigd had te spreken, zo wierp hij het kinnebakken uit zijn hand, en hij noemde dezelve plaats Ramath-lechi. |
Richteren 15:19 | Toen kloofde God de holle plaats, die in Lechi is, en er ging water uit van dezelve, en hij dronk. Toen kwam zijn geest weder, en hij werd levend. Daarom noemde hij haar naam: De fontein des aanroepers, die in Lechi is, tot op dezen dag. |
1 Koningen 22:24 | Toen trad Zedekia, de zoon van Kenaana, toe, en sloeg Micha op het kinnebakken; en hij zeide: Door wat [weg] is de geest des HEEREN van mij doorgegaan, om u aan te spreken? |
2 Kronieken 18:23 | Toen trad Zedekia, de zoon van Kenaana, toe, en sloeg Micha op het kinnebakken, en hij zeide: Door wat weg is de Geest des HEEREN van mij doorgegaan, om u aan te spreken? |
Job 16:10 | Zij gapen met hun mond tegen mij; zij slaan met smaadheid op mijn kinnebakken; zij vervullen zich te zamen aan mij. |
Job 40:21 | Zult gij hem een bieze in den neus leggen, of met een doorn zijn kaak doorboren? |
Psalm 3:8 | Sta op, HEERE, verlos mij, mijn God; want Gij hebt al mijn vijanden op het kinnebakken geslagen; de tanden der goddelozen hebt Gij verbroken. |
Hooglied 1:10 | Uw wangen zijn liefelijk in de spangen, uw hals in de parelsnoeren. |
Hooglied 5:13 | Zijn wangen zijn als een bed van specerijen, [als] welriekende torentjes; Zijn lippen zijn [als] lelien, druppende van vloeiende mirre. |
Jesaja 30:28 | En Zijn adem is als een overlopende beek, [die] tot aan den hals toe raakt; om de heidenen te schudden met een schudding der ijdelheid, en als een misleidende toom in de kinnebakkens der volken. |
Jesaja 50:6 | Ik geef Mijn rug dengenen, die [Mij] slaan, en Mijn wangen dengenen, die [Mij] het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg Ik niet voor smaadheden en speeksel. |
Klaagliederen 1:2 | [Beth.] Zij weent steeds des nachts, en haar tranen [lopen] over haar kinnebakken; zij heeft geen trooster onder al haar liefhebbers; al haar vrienden hebben trouwelooslijk met haar gehandeld, zij zijn haar tot vijanden geworden. |
Klaagliederen 3:30 | [Jod.] Hij geve zijn wang dien, die hem slaat, hij worde zat van smaad. |
Ezechiel 29:4 | Maar Ik zal haken in uw kaken doen, en den vis uwer rivieren aan uw schubben doen kleven; en Ik zal u uit het midden uwer rivieren optrekken, en al de vis uwer rivieren zal aan uw schubben kleven. |
Ezechiel 38:4 | En Ik zal u omwenden, en haken in uw kaken leggen, en Ik zal u uitvoeren, mitsgaders uw ganse heir, paarden en ruiteren, die altemaal volkomen wel gekleed zijn, een grote vergadering, [met] rondas en schild, die altemaal zwaarden handelen; |
Hosea 11:4 | Ik trok ze met mensenzelen, met touwen der liefde, en was hun, als degenen, die het juk [van] op hun kinnebakken oplichten, en Ik reikte hem voeder toe. |
Micha 4:14 | Nu, rot u met benden, gij dochter der bende, hij zal een belegering tegen ons stellen; zij zullen den rechter Israels met de roede op het kinnebakken slaan. |