H3915 לַיִל
dag en nacht, nacht en dag, den, bij nacht, nacht, bij, des nachts
Psalm 77:3 | Ten dage mijner benauwdheid zocht ik den Heere; mijn hand was des nachts uitgestrekt, en liet niet af; mijn ziel weigerde getroost te worden. |
Psalm 77:7 | Ik dacht aan mijn snarenspel; in den nacht overlegde ik in mijn hart, en mijn geest onderzocht: |
Psalm 78:14 | En Hij leidde hen des daags met een wolk, en den gansen nacht met een licht des vuurs. |
Psalm 88:2 | O HEERE, God mijns heils! bij dag, bij nacht roep ik voor U. |
Psalm 90:4 | Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren, als hij voorbijgegaan is, en [als] een nachtwaak. |
Psalm 91:5 | Gij zult niet vrezen voor den schrik des nachts, voor den pijl, die des daags vliegt; |
Psalm 92:3 | Dat men in den morgenstond Uw goedertierenheid verkondige, en Uw getrouwheid in de nachten; |
Psalm 104:20 | Gij beschikt de duisternis, en het wordt nacht, in denwelken al het gedierte des wouds uittreedt: |
Psalm 105:39 | Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten. |
Psalm 119:55 | HEERE! des nachts ben ik Uws Naams gedachtig geweest, en heb Uw wet bewaard. |
Psalm 119:62 | Te middernacht sta ik op, om U te loven voor de rechten Uwer gerechtigheid. |
Psalm 121:6 | De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts. |
Psalm 134:1 | Een lied Hammaaloth. Ziet, looft den HEERE, alle gij knechten des HEEREN! gij, die allen nacht in het huis des HEEREN staat. |
Psalm 136:9 | De maan en sterren tot heerschappij in den nacht; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
Psalm 139:11 | Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij. |
Psalm 139:12 | Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht. |
Spreuken 7:9 | In de schemering, in den avond des daags, in den zwarten nacht en de donkerheid; |
Spreuken 31:15 | [Vau.] En zij staat op, als het nog nacht is, en geeft haar huis spijze, en haar dienstmaagden het bescheiden deel. |
Spreuken 31:18 | [Teth.] Zij smaakt, dat haar koophandel goed is; haar lamp gaat des nachts niet uit. |
Prediker 2:23 | Want al zijn dagen zijn smarten, en zijn bezigheid is verdriet; zelfs des nachts rust zijn hart niet. Datzelve is ook ijdelheid. |