Genesis 1:2 | De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren. |
Genesis 1:6 | En God zeide: Daar zij een uitspansel in het midden der wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren! |
Genesis 1:7 | En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel zijn, en tussen de wateren, die boven het uitspansel zijn. En het was alzo. |
Genesis 1:9 | En God zeide: Dat de wateren van onder den hemel in een plaats vergaderd worden, en dat het droge gezien worde! En het was alzo. |
Genesis 1:10 | En God noemde het droge aarde, en de vergadering der wateren noemde Hij zeeen; en God zag, dat het goed was. |
Genesis 1:20 | En God zeide: Dat de wateren overvloediglijk voortbrengen een gewemel van levende zielen; en het gevogelte vliege boven de aarde, in het uitspansel des hemels! |
Genesis 1:21 | En God schiep de grote walvissen, en alle levende wremelende ziel, welke de wateren overvloediglijk voortbrachten, naar haar aard; en alle gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. |
Genesis 1:22 | En God zegende ze, zeggende: Zijt vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de wateren in de zeeen; en het gevogelte vermenigvuldige op de aarde! |
Genesis 6:17 | Want Ik, zie, Ik breng een watervloed over de aarde, om alle vlees, waarin een geest des levens is, van onder den hemel te verderven; al wat op de aarde is, zal den geest geven. |
Genesis 7:6 | Noach nu was zeshonderd jaren oud, als de vloed der wateren op de aarde was. |
Genesis 7:7 | Zo ging Noach, en zijn zonen, en zijn huisvrouw, en de vrouwen zijner zonen met hem in de ark, vanwege de wateren des vloeds. |
Genesis 7:10 | En het geschiedde na die zeven dagen, dat de wateren des vloeds op de aarde waren. |
Genesis 7:17 | En die vloed was veertig dagen op de aarde, en de wateren vermeerderden, en hieven de ark op, zodat zij oprees boven de aarde. |
Genesis 7:18 | En de wateren namen de overhand, en vermeerderden zeer op de aarde; en de ark ging op de wateren. |
Genesis 7:19 | En de wateren namen gans zeer de overhand op de aarde, zodat alle hoge bergen, die onder den gansen hemel zijn, bedekt werden. |
Genesis 7:20 | Vijftien ellen omhoog namen de wateren de overhand, en de bergen werden bedekt. |
Genesis 7:24 | En de wateren hadden de overhand boven de aarde, honderd en vijftig dagen. |
Genesis 8:1 | En God gedacht aan Noach, en aan al het gedierte, en aan al het vee, dat met hem in de ark was; en God deed een wind over de aarde doorgaan, en de wateren werden stil. |
Genesis 8:3 | Daartoe keerden de wateren weder van boven de aarde, heen en weder vloeiende, en de wateren namen af ten einde van honderd en vijftig dagen. |
Genesis 8:5 | En de wateren waren gaande, en afnemende tot de tiende maand; in de tiende [maand], op den eersten der maand, werden de toppen der bergen gezien. |