H5333 נְצִיב
pillar, garrison, variant, officer

Bijbelteksten

Genesis 19:26En zijn huisvrouw zag om van achter hem; en zij werd een zoutpilaar.
1 Samuel 10:5Daarna zult gij komen op den heuvel Gods, waar der Filistijnen bezettingen zijn; en het zal geschieden, als gij aldaar in de stad komt, zo zult gij ontmoeten een hoop profeten, van de hoogte afkomende, en voor hun aangezichten luiten, en trommelen, en pijpen, en harpen, en zij zullen profeteren.
1 Samuel 13:3Doch Jonathan sloeg de bezetting der Filistijnen, die te Geba was, hetwelk de Filistijnen hoorden. Daarom blies Saul met de bazuin in het ganse land, zeggende: Laat het de Hebreen horen.
1 Samuel 13:4Toen hoorde het ganse Israel zeggen: Saul heeft de bezetting der Filistijnen geslagen, en ook is Israel stinkende geworden bij de Filistijnen. Toen werd het volk samengeroepen achter Saul, naar Gil-gal.
2 Samuel 8:6En David legde bezettingen in Syrië van Damaskus, en de Syriërs werden David tot knechten, brengende geschenken; en de HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog.
2 Samuel 8:14En hij legde bezettingen in Edom; in gans Edom legde hij bezettingen; en alle Edomieten werden David tot knechten; en de HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog.
1 Koningen 4:19Geber, de zoon van Uri, was in het land Gilead, het land van Sihon, den koning der Amorieten, en van Og, den koning van Basan, en hij was de enige bestelmeester, die in dat land was.
1 Kronieken 11:16En David was toen in de vesting en de bezetting der Filistijnen was toen te Bethlehem.
1 Kronieken 18:13En hij legde bezetting in Edom, zodat al de Edomieten Davids knechten werden; en de HEERE behoedde David overal, waar hij heenging.
2 Kronieken 8:10[Uit] dezen dan waren oversten der bestelden, die de koning Salomo had, tweehonderd en vijftig, die over het volk heerschappij hadden.
2 Kronieken 17:2En hij legde krijgsvolk in alle vaste steden van Juda, en legde bezettingen in het land van Juda, en in de steden van Efraim, die zijn vader Asa ingenomen had.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech