H7264 רָגַז
shake, move, troubled, rage, , disquiet, tremble
Genesis 45:24 | En hij zond zijn broeders heen; en zij vertrokken; en hij zeide tot hen: Verstoort u niet op den weg. |
Exodus 15:14 | De volken hebben het gehoord, zij zullen sidderen; weedom heeft de ingezetenen van Palestina bevangen. |
Deuteronomium 2:25 | Te dezen dage zal Ik beginnen uw schrik en uw vreze te geven over het aangezicht der volken, onder den gansen hemel; die uw gerucht zullen horen, die zullen sidderen, en bang zijn van uw aangezicht. |
1 Samuel 14:15 | En er was een beving in het leger, op het veld en onder het ganse volk; de bezetting en de verdervers beefden ook zelven; ja, het land werd beroerd, want het was een beving Gods. |
1 Samuel 28:15 | En Samuel zeide tot Saul: Waarom hebt gij mij onrustig gemaakt, mij doende opkomen? Toen zeide Saul: Ik ben zeer beangstigd, want de Filistijnen krijgen tegen mij, en God is van mij geweken, en antwoordt mij niet meer, noch door den dienst der profeten, noch door dromen; daarom heb ik u geroepen, dat gij mij te kennen geeft, wat ik doen zal. |
2 Samuel 7:10 | En Ik heb voor Mijn volk, voor Israel, een plaats besteld, en hem geplant, dat hij aan zijn plaats wone, en niet meer heen en weder gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid zullen hem niet meer verdrukken, gelijk als in het eerst. |
2 Samuel 18:33 | Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort, en weende; en in zijn gaan zeide hij alzo: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon! |
2 Samuel 22:8 | Toen daverde en beefde de aarde; de fondamenten des hemels beroerden zich, en daverden, omdat Hij ontstoken was. |
2 Koningen 19:27 | Maar Ik weet uw zitten, en uw uitgaan, en uw inkomen, en uw woeden tegen Mij. |
2 Koningen 19:28 | Om uw woeden tegen Mij, en dat uw woeling voor Mijn oren opgekomen is, zo zal Ik Mijn haak in uw neus leggen, en Mijn gebit in uw lippen, en Ik zal u doen wederkeren door dien weg, door denwelken gij gekomen zijt. |
1 Kronieken 17:9 | En Ik heb voor Mijn volk Israel een plaats besteld, en hem geplant, dat hij aan zijn plaats wone, en niet meer heen en weder gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid zullen hem niet meer krenken, gelijk als in het eerst. |
Job 9:6 | Die de aarde beweegt uit haar plaats, dat haar pilaren schudden; |
Job 12:6 | De tenten der verwoesters hebben rust, en die Gode tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt. |
Psalm 4:5 | Zijt beroerd, en zondigt niet; spreekt in ulieder hart op uw leger, en zijt stil. Sela. |
Psalm 18:8 | Toen daverde en beefde de aarde, en de gronden der bergen beroerden zich en daverden, omdat Hij ontstoken was. |
Psalm 77:17 | De wateren zagen U, o God! de wateren zagen U, zij beefden; ook waren de afgronden beroerd. |
Psalm 77:19 | Het geluid Uws donders was in het ronde; de bliksemen verlichtten de wereld; de aarde werd beroerd en daverde. |
Psalm 99:1 | De HEERE regeert, dat de volken beven; Hij zit [tussen] de cherubim; de aarde bewege zich. |
Spreuken 29:9 | Een wijs man, met een dwaas man in rechten zich begeven hebbende, hetzij dat hij beroerd is of lacht, zo is er toch geen rust. |
Spreuken 30:21 | Om drie dingen ontroert zich de aarde, ja, om vier, [die] zij niet dragen kan: |