H7892 שִׁיר
lied, zanger, zingen

Bijbelteksten

Genesis 31:27Waarom zijt gij heimelijk gevloden, en hebt [u] aan mij ontstolen? en hebt het mij niet aangezegd, dat ik u geleid had met vreugde, en met gezangen, met trommel en met harp?
Exodus 15:1Toen zong Mozes en de kinderen Israels den HEERE dit lied, en spraken, zeggende: Ik zal den HEERE zingen; want Hij is hogelijk verheven! Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen.
Numeri 21:17(Toen zong Israel dit lied: Spring op, gij put, zingt daarvan bij beurte!
Deuteronomium 31:19En nu, schrijft ulieden dit lied, en leert het den kinderen Israels; legt het in hun mond; opdat dit lied Mij ten getuige zij tegen de kinderen Israels.
Deuteronomium 31:21En het zal geschieden, wanneer vele kwaden en benauwdheden hetzelve zullen treffen, dan zal dit lied voor zijn aangezicht antwoorden tot getuige; want het zal uit den mond zijns zaads niet vergeten worden; dewijl Ik weet zijn gedichtsel dat het heden maakt, aleer Ik het inbreng in het land, dat Ik gezworen heb.
Deuteronomium 31:22Zo schreef Mozes dit lied te dien dage, en hij leerde het den kinderen Israels.
Deuteronomium 31:30Toen sprak Mozes, voor de oren der ganse gemeente van Israel, de woorden dezes lieds, totdat zij voltrokken waren.
Deuteronomium 32:44En Mozes kwam, en sprak al de woorden dezes lieds voor de oren des volks, hij en Hosea, de zoon van Nun.
Richteren 5:12Waak op, waak op, Debora, waak op, waak op, spreek een lied! maak u op, Barak! en leid uw gevangenen gevangen, gij zoon van Abinoam.
2 Samuel 22:1En David sprak de woorden dezes lieds tot den HEERE, ten dage als de HEERE hem verlost had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul.
1 Koningen 4:32En hij sprak drie duizend spreuken; daartoe waren zijn liederen duizend en vijf.
1 Kronieken 6:31Dezen nu zijn het, die David gesteld heeft tot het ambt des gezangs in het huis des HEEREN, nadat de ark [tot] rust [gekomen] was.
1 Kronieken 6:32En zij dienden voor den tabernakel van de tent der samenkomst met gezangen, totdat Salomo het huis des HEEREN te Jeruzalem bouwde; en zij stonden naar hun wijze in hun ambt.
1 Kronieken 13:8En David en gans Israel speelden voor het aangezicht Gods met alle macht, zo met liederen, als met harpen, en met luiten, en met trommelen, en met cimbalen, en met trompetten.
1 Kronieken 15:16En David zeide tot de oversten der Levieten, dat zij hun broeders, de zangers, stellen zouden met muziekinstrumenten, met luiten, en harpen, en cimbalen, dat zij zich zouden doen horen, verheffende de stem met blijdschap.
1 Kronieken 16:42Met hen dan waren Heman en Jeduthun, [met] trompetten en cimbalen voor degenen, die zich lieten horen, en [met] instrumenten der muziek Gods; maar de zonen van Jeduthun waren aan de poort.
1 Kronieken 25:6Dezen waren altemaal aan de handen huns vaders [gesteld] tot het gezang van het huis des HEEREN, op cimbalen, luiten, en harpen, tot den dienst van het huis Gods, aan de handen van den koning, van Asaf, Jeduthun, en van Heman.
1 Kronieken 25:7En hun getal met hun broederen, die geleerd waren in het gezang des HEEREN, allen meesters, was tweehonderd acht en tachtig.
2 Kronieken 5:13Het geschiedde dan, als zij eenpariglijk trompetten en zongen, om een eenparige stem te laten horen, prijzende en lovende den HEERE; en als zij de stem verhieven met trompetten, en met cimbalen, en [andere] muzikale instrumenten, en als zij den HEERE prezen, dat Hij goed is, dat Zijn weldadigheid is tot in eeuwigheid; dat het huis met een wolk vervuld werd, [namelijk] het huis des HEEREN.
2 Kronieken 7:6Ook stonden de priesters in hun wachten, en de Levieten met de muzikale instrumenten des HEEREN, die de koning David gemaakt had, om den HEERE te loven, dat Zijn weldadigheid is in eeuwigheid, als David door hun dienst [Hem] prees; en de priesters trompetten tegen hen over, en gans Israel stond.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech