H7969 שָׁלוֹשׁ
thirteenth +, three, third, thirteen +,
Genesis 5:22 | En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach gewonnen had, driehonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren. |
Genesis 5:23 | Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijf en zestig jaren. |
Genesis 6:10 | En Noach gewon drie zonen: Sem, Cham en Jafeth. |
Genesis 6:15 | En aldus is het, dat gij haar maken zult: driehonderd ellen zij de lengte der ark, vijftig ellen haar breedte, en dertig ellen haar hoogte. |
Genesis 7:13 | Even op dienzelfden dag ging Noach, en Sem, en Cham, en Jafeth, Noachs zonen, desgelijks ook Noachs huisvrouw, en de drie vrouwen zijner zonen met hem in de ark; |
Genesis 9:19 | Deze drie waren de zonen van Noach; en van dezen is de ganse aarde overspreid. |
Genesis 9:28 | En Noach leefde na den vloed driehonderd en vijftig jaren. |
Genesis 11:13 | En Arfachsad leefde, nadat hij Selah gewonnen had, vierhonderd en drie jaren; en hij gewon zonen en dochteren. |
Genesis 11:15 | En Selah leefde, nadat hij Heber gewonnen had, vierhonderd en drie jaren, en hij gewon zonen en dochteren. |
Genesis 14:4 | Twaalf jaren hadden zij Kedor-laomer gediend; maar in het dertiende jaar vielen zij af. |
Genesis 14:14 | Als Abram hoorde, dat zijn broeder gevangen was, zo wapende hij zijn onderwezenen, de ingeborenen van zijn huis, driehonderd en achttien, en hij jaagde hen na tot Dan toe. |
Genesis 17:25 | En Ismael, zijn zoon, was dertien jaren oud, als hem het vlees zijner voorhuid besneden werd. |
Genesis 18:2 | En hij hief zijn ogen op en zag; en ziet, daar stonden drie mannen tegenover hem; als hij hen zag, zo liep hij hun tegemoet van de deur der tent, en boog zich ter aarde. |
Genesis 18:6 | En Abraham haastte zich naar de tent tot Sara, en hij zeide: Haast u; kneed drie maten meelbloem, en maak koeken. |
Genesis 29:2 | En hij zag toe, en ziet, er was een put in het veld; en ziet, er waren drie kudden schapen nevens dien nederliggende; want uit dien put drenkten zij de kudden; en er was een grote steen op den mond van dien put. |
Genesis 29:34 | En zij werd nog bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Nu zal zich ditmaal mijn man bij mij voegen, dewijl ik hem drie zonen gebaard heb; daarom noemde zij zijn naam Levi. |
Genesis 30:36 | En hij stelde een weg van drie dagen tussen hem, en tussen Jakob; en Jakob weidde de overige kudde van Laban. |
Genesis 38:24 | En het geschiedde omtrent na drie maanden, dat men Juda te kennen gaf, zeggende: Thamar, uw schoondochter, heeft gehoereerd, en ook zie, zij is zwanger van hoererij. Toen zeide Juda: Breng ze hervoor, dat zij verbrand worde! |
Genesis 40:10 | En aan den wijnstok waren drie ranken; en hij was als bottende, zijn bloeisel ging op, zijn trossen brachten rijpe druiven voort. |
Genesis 40:12 | Toen zeide Jozef tot hem: Dit is zijn uitlegging: de drie ranken zijn drie dagen. |