Genesis 3:6 | En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at. |
Numeri 11:4 | En het gemene volk, dat in het midden van hen was, werd met lust bevangen; daarom zo weenden ook de kinderen Israëls wederom, en zeiden: Wie zal ons vlees te eten geven? |
1 Samuel 2:16 | Wanneer nu die man tot hem zeide: Zij zullen dat vet als heden ganselijk aansteken, zo neem dan voor u, gelijk als het uw ziel lusten zal; zo zeide hij tot hem: Nu zult gij het immers geven, en zo niet, ik zal het met geweld nemen. |
Job 33:20 | Zodat zijn leven het brood zelf verfoeit, en zijn ziel de begeerlijke spijze; |
Psalm 10:3 | Want de goddeloze roemt over den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard, hij lastert den HEERE. |
Psalm 10:17 | HEERE! Gij hebt den wens der zachtmoedigen gehoord; Gij zult hun hart sterken, Uw oor zal opmerken; |
Psalm 21:3 | Gij hebt hem zijns harten wens gegeven, en de uitspraak zijner lippen hebt Gij niet geweerd. Sela. |
Psalm 38:10 | HEERE! voor U is al mijn begeerte; en mijn zuchten is voor U niet verborgen. |
Psalm 78:29 | Toen aten zij, en werden zeer zat; zodat Hij hun hun lust toebracht. |
Psalm 78:30 | Zij waren nog niet vervreemd van hun lust; hun spijs was nog in hun mond, |
Psalm 106:14 | Maar zij werden belust met lust in de woestijn, en zij verzochten God in de wildernis. |
Psalm 112:10 | [Resch.] De goddeloze zal het zien, en hij zal zich vertoornen; [Schin.] hij zal met zijn tanden knersen en smelten. [Thau.] de wens der goddelozen zal vergaan. |
Spreuken 10:24 | De vreze des goddelozen, die zal hem overkomen; maar de begeerte der rechtvaardigen zal [God] geven. |
Spreuken 11:23 | De begeerte der rechtvaardigen is alleenlijk het goede; maar de verwachting der goddelozen is verbolgenheid. |
Spreuken 13:12 | De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt, is een boom des levens. |
Spreuken 13:19 | De begeerte, die geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken. |
Spreuken 18:1 | Die zich afzondert, tracht naar wat begeerlijks; hij vermengt zich in alle bestendige wijsheid. |
Spreuken 19:22 | De wens des mensen is zijn weldadigheid; maar de arme is beter dan een leugenachtig man. |
Spreuken 21:25 | De begeerte des luiaards zal hem doden, want zijn handen weigeren te werken. |
Spreuken 21:26 | Den gansen dag begeert hij begeerlijke dingen; maar de rechtvaardige zal geven, en niet inhouden. |