H8378 תַּאֲוָה
lust, begeerlijk

Bijbelteksten

Genesis 3:6En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at.
Numeri 11:4En het gemene volk, dat in het midden van hen was, werd met lust bevangen; daarom zo weenden ook de kinderen Israëls wederom, en zeiden: Wie zal ons vlees te eten geven?
1 Samuel 2:16Wanneer nu die man tot hem zeide: Zij zullen dat vet als heden ganselijk aansteken, zo neem dan voor u, gelijk als het uw ziel lusten zal; zo zeide hij tot hem: Nu zult gij het immers geven, en zo niet, ik zal het met geweld nemen.
Job 33:20Zodat zijn leven het brood zelf verfoeit, en zijn ziel de begeerlijke spijze;
Psalm 10:3Want de goddeloze roemt over den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard, hij lastert den HEERE.
Psalm 10:17HEERE! Gij hebt den wens der zachtmoedigen gehoord; Gij zult hun hart sterken, Uw oor zal opmerken;
Psalm 21:3Gij hebt hem zijns harten wens gegeven, en de uitspraak zijner lippen hebt Gij niet geweerd. Sela.
Psalm 38:10HEERE! voor U is al mijn begeerte; en mijn zuchten is voor U niet verborgen.
Psalm 78:29Toen aten zij, en werden zeer zat; zodat Hij hun hun lust toebracht.
Psalm 78:30Zij waren nog niet vervreemd van hun lust; hun spijs was nog in hun mond,
Psalm 106:14Maar zij werden belust met lust in de woestijn, en zij verzochten God in de wildernis.
Psalm 112:10[Resch.] De goddeloze zal het zien, en hij zal zich vertoornen; [Schin.] hij zal met zijn tanden knersen en smelten. [Thau.] de wens der goddelozen zal vergaan.
Spreuken 10:24De vreze des goddelozen, die zal hem overkomen; maar de begeerte der rechtvaardigen zal [God] geven.
Spreuken 11:23De begeerte der rechtvaardigen is alleenlijk het goede; maar de verwachting der goddelozen is verbolgenheid.
Spreuken 13:12De uitgestelde hoop krenkt het hart; maar de begeerte, die komt, is een boom des levens.
Spreuken 13:19De begeerte, die geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken.
Spreuken 18:1Die zich afzondert, tracht naar wat begeerlijks; hij vermengt zich in alle bestendige wijsheid.
Spreuken 19:22De wens des mensen is zijn weldadigheid; maar de arme is beter dan een leugenachtig man.
Spreuken 21:25De begeerte des luiaards zal hem doden, want zijn handen weigeren te werken.
Spreuken 21:26Den gansen dag begeert hij begeerlijke dingen; maar de rechtvaardige zal geven, en niet inhouden.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken