Jeremia 50:16 | Roeit uit van Babel den zaaier, en dien, die de sikkel handelt in den oogsttijd; laat hen vanwege het verdrukkende zwaard, zich keren, een iegelijk tot zijn volk, en vlieden, een iegelijk naar zijn land. |
Jeremia 50:24 | Ik heb u een strik gesteld, dies zijt gij ook gevangen, o Babel! dat gij het niet wist; gij zijt gevonden, en ook gegrepen, omdat gij u tegen den HEERE [in strijd] gemengd hebt. |
Jeremia 50:46 | De aarde is bevende geworden van het geluid der inneming van Babel, en het gekrijt is gehoord onder de volken. |
Jeremia 51:32 | En [dat] de veren ingenomen, en de rietpoelen met vuur verbrand zijn; en [dat] de krijgslieden verbaasd zijn. |
Jeremia 51:41 | Hoe is Sesach [zo] veroverd, en de roem der ganse aarde ingenomen! Hoe is Babel geworden tot een ontzetting onder de heidenen! |
Jeremia 52:9 | Zij dan grepen den koning, en voerden hem opwaarts tot den koning van Babel naar Ribla, in het land van Hamath; die sprak oordelen tegen hem. |
Ezechiel 12:13 | Ik zal ook Mijn net over hem uitspreiden, dat hij in Mijn jachtgaren gegrepen worde; en Ik zal hem brengen in Babylonie, het land der Chaldeen; ook zal hij dat niet zien, hoewel hij daar sterven zal. |
Ezechiel 14:5 | Opdat Ik het huis Israels in hun hart grijpe, dewijl zij allen door hun drekgoden van Mij vervreemd zijn. |
Ezechiel 17:20 | En Ik zal Mijn net over hem uitspreiden, dat hij gegrepen zal worden in Mijn jachtgaren; en Ik zal daar met hem rechten [over] zijn overtreding, waardoor hij tegen Mij overtreden heeft. |
Ezechiel 19:4 | Dit hoorden de volken van hem, hij werd gegrepen in hun groeve; en zij brachten hem met haken naar Egypteland. |
Ezechiel 19:8 | Toen begaven zich de volken tegen hem rondom uit de landschappen, en zij spreidden hun net over hem uit; in hun groeve werd hij gegrepen. |
Ezechiel 21:11 | En Hij heeft hetzelve te vegen gegeven, opdat men het met de hand handelen zou; dat zwaard is gescherpt, en dat is geveegd, om hetzelve in de hand des doodslagers te geven. |
Ezechiel 21:23 | Dit zal hun in hun ogen als een ijdel waarzeggen zijn, [omdat zij] met eden beedigd zijn onder hen; maar hij zal der ongerechtigheid gedenken, opdat zij gegrepen worden. |
Ezechiel 21:24 | Daarom zegt de Heere HEERE alzo: Omdat gijlieden uwer ongerechtigheid doet gedenken, doordien uw overtredingen ontdekt worden, zodat uw zonden gezien worden in al uw handelingen; omdat uwer gedacht wordt, zult gij met de hand gegrepen worden. |
Ezechiel 27:29 | En allen, die den riem handelen, zeelieden, [en] alle schippers van de zee, zullen uit hun schepen nederklimmen; op het land zullen zij staan blijven. |
Ezechiel 29:7 | Als zij u bij uw hand grepen, zo werdt gij gebroken, en spleet hun alle zijden; en als zij op u leunden, zo werdt gij verbroken, en liet alle lenden op zichzelven staan. |
Ezechiel 30:21 | Mensenkind! Ik heb den arm van Farao, den koning van Egypte, verbroken; en ziet, hij zal niet verbonden worden, met pleisters op te leggen, met een windeldoek aan te doen, om dien te verbinden, om dien te sterken, dat hij het zwaard houde. |
Ezechiel 38:4 | En Ik zal u omwenden, en haken in uw kaken leggen, en Ik zal u uitvoeren, mitsgaders uw ganse heir, paarden en ruiteren, die altemaal volkomen wel gekleed zijn, een grote vergadering, [met] rondas en schild, die altemaal zwaarden handelen; |
Amos 2:15 | En die den boog handelt, zal niet bestaan, en die licht is op zijn voeten, zal zich niet bevrijden; ook zal, die te paard rijdt, zijn ziel niet bevrijden. |
Habakuk 2:19 | Wee dien, die tot het hout zegt: Word wakker! [en:] Ontwaak! tot den zwijgenden steen. Zou het leren? Ziet, het is [met] goud en zilver overtrokken, en er is gans geen geest in het midden van hetzelve. |