Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)
ἔνοχος, -ον (= ἐνεχόμενος), (in LXX for רָשַׁע H7561 hi., etc. ;] 1. held in, bound by: c. gen. (cl. c. dat.), δουλείας, He 2:15. 2. In law-phrases (a) liable to a charge or action (cl. c. dat., of crime): c. dat., of the tribunal (MM, Exp., xiii), Mt 5:21, 22; seq. εἰς (Field, Notes, 4 f.), Mt 5:22 (b) c. gen., of the punishment (Ge 26:11): θανάτου, Mt 26:66, Mk 14:64; (c) c. gen. (cl. c. dat„ rarely c. prep.; MM, Exp., xiii), of the crime (II Mac 13:6): Mk 3:29; (d) c. gen., of the thing injured, guilty (absol., in cl.): I Co 11:27, Ja 2:10 (cf. Is 54:17; DB, ii, 268a).†Voor meer informatie: Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon (1940)
ἔνοχος, ον,Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!