Aantekeningen bij de Bijbel
Vragen, overdenkingen en achtergronden over de Bijbel,
welke resulteren in allerlei aantekeningen.
G3544_νομικός
schriftgeleerde, wetgeleerde
Taal: Grieks
Statistieken
Komt 9x voor in 3 Bijbelboeken.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Woordstudie
nomikos̱, bn. van νόμος G3551; TDNT 4:1088,646
1) "gerelateerd aan de wet" αἴτια, titel van en boek geschreven door Democritus; gebaseerd op de wet (Plato, Laws, 625a); betreffende de wet (Aristotle, Nicomachean Ethics, 1134b.20); 1b) onderzoeken van de wet (Tit. 3:9); 1c) zaken gerelateerd aan de wet (Plutarch, Cicero, 26); 2) iemand onderwezen in de wet (Plato, Minos, 317e); 2a) een Joods geleerde, leraar van de wet van Mozes, een Schriftgeleerde (Mat. 22:35; Luk. 7:30; 10:25; 11:45, 46, 52; 14:3; Tit 3:13); 2b) een rechter, notaris (Plutarch, Cicero, 26)
Bronnen
- Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon, νομικός
- katabiblon.com Wiki Lexicon of the Greek New Testament and Concordance, νομικός
Lexicon G. Abbott-Smith
Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)
** νομικός, -ή, -όν (< νόμος), [in LXX: IV Mac 5:4*;] 1. relating to law: μάχαι, Tit 3:9. 2. learned in the law; as subst., ὁ ν. (EV, lawyer): Mt 22:35, Lk 10:25, Tit 3:13; pl., Lk 7:30 11:45, 46, 52 14:3 (cf. MM, xvii).† SYN.: γραμματεύς G1122, q.v.
Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon
Voor meer informatie: Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon (1940)
νομ-ικός, ή, όν,
relating to laws, αἴτια, title of work by Democritus; resting on law, ἤθη Plato Philosophus “Leges” 625a ; conventional, ν. δίκαιον, opposed to φυσικόν, Aristoteles Philosophus “Ethica Nicomachea” 1134b20; ν. φιλία, opposed to ἠθική, prev. work 1162b23. adverb -κῶς after the manner of law, i.e. in a broad, general way, prev. author “Pol.” 1341b31.
__2 forensic, μάχαι NT.Tit.3.9 ; ἀγῶνες, opposed to λογικοί, ἠθικοί, Philostratus Sophista “Vitae Sophistarum” 1.22.1 ; relating to points of law (opposed to matters of fact), στάσις, ζήτημα, Hermogenes Rhetor “περὶ τῶν στάσεων” 2, 3 ; ν. ὀνόματα law-terms, prev. author “Meth.” 2; τὰ ν. law matters, Philodemus Gadarensis Epigrammaticus “Rh.” 1.37 Sophocles Tragicus, Plutarchus Biographus et Philosophus “Cicero” 26 . adverb -κῶς by legal process, prev. author 2.533b.
__II learned in the law, Alexander Rhetor 39, Plato Philosophus “Minos” 317e (Sup.) ; doctor of the Jewish law, NT.Matt.22.35, al.
__II.2 lawyer, notary, Plutarchus Biographus et Philosophus “Cicero” 26, Galenus Medicus “περὶ τῆς τάξεως τῶν ἰδίων βιβλίων” 5, “BGU” 326ii22 (2nd c.AD).
__II.3 legal adviser, assessor of a magistrate, Mitteis “Chr.” 372 iii 18 (2nd c.AD), etc. ; ν. ἄριστος “CIG” “Corpus Inscriptionum Graecarum” “Corpus Inscriptionum Graecarum” 2787 (from Aphrodisias), compare “BGU” 361 iii 2 (2nd c.AD), etc.
Synoniemen en afgeleide woorden
Grieks νόμος G3551 "zede, wet, bevel, gebruikelijk";
Literatuur
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!
Mede mogelijk dankzij
