Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)
σωτήριος, -ον (< σωτήρ), [in LXX for יְשׁוּעָה H3444, שֶׁלֶם H8002, etc. ;] saving, bringing salvation, in NT always in spiritual sense (v.s. σώζω, σωτηρία): ἡ χάρις ἡ σ., Tit 2:11. Neut., -τὸ σ., as subst. (cl.), salvation: Lk 2:30; τ. σ. τ. θεοῦ, Lk 3:6, Ac 28:28; περικεφαλαίαν τοῦ σ., Eph 6:17.†Voor meer informatie: Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon (1940)
σωτήρ-ιος, ον,Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!