H38_ אֲבִיָּם
Abiam
Taal: Hebreeuws

Onderwerpen

Abia (personen),

Statistieken

Komt 5x voor in 1 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

אֲבִיָּ֫הוּ n.pr.m. & f. (Yah(u) is (my) father)—so † 2 Ch 13:20, 21 = אֲבִיָּם1 K 14:31 15:1, 7, 7, 8 (𝔊 Ἀβιου, Ἀβια); = אֲבִי † 2 K 18:2 (𝔊 Ἀβου, Ἀβουθ); = אֲבִיָּה 1 S 8:2 1 king of Judah, son & successor of Rehoboam 2 2nd son of Samuel 3 son of Jerob. 4 son of Becher, a Benjamite 5 head of a priestly house 6 id. 7 wife of Hezron 8 mother of Hezekiah

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H38 אֲבִיָּם ʼĂbîyâm; from 1 and 3220; father of (the) sea (i.e. seaman); Abijam (or Abijah), a king of Judah — Abijam.

Synoniemen en afgeleide woorden

Hebreeuws אָב H1 "vader, voorouder, stichter, heerser, grootvader"; Hebreeuws יָם H3220 "westen, zeeën, westwaarts, Zoutzee, zee, westzijde, Schelfzee"; Hebreeuws שִׁמְאָם H8043 "Shimeam";

Literatuur


Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen