Aantekeningen bij de Bijbel
Vragen, overdenkingen en achtergronden over de Bijbel,
welke resulteren in allerlei aantekeningen.
H1121_ בֵּן
zoon, Torah: bezorger, vreemde, veulen, kalf, kind, kleinkind, zonen, kleinkinderen
Taal: Hebreeuws
Onderwerpen
Beno, Kinderen, Mensenkind, Zoon,
Statistieken
Komt 4945x voor in 37 Bijbelboeken.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Woordstudie
bēn; zn van H01129; TWOT - 254
1) zoon; 2) “zonen van X”, een typische term is die altijd slaat op een bepaalde categorie van ‘iets’ (cf. het omgekeerde "dochter van X" בַּת H1323). 2a) Een groep mensen van een plaats of land וּבְנֵ֣י יְרוּשָׁלִַ֔ם "zonen van Jeruzalem" (Joel 3:6); 2a1) een groep wezens בֶּן־אָדָם "mensenkind" (Ezech. 2:1, 3, 6, 8, 3:1, 3-4, etc.), בְנֵי־הָֽאֱלֹהִים "zonen Gods" (Gen. 6:2, 4; Job 1:6; 2:1; 38:7; Dan. 3:25; cf. Ps. 29:1; 89:7); 2b) Een pijl בְּנֵ֖י אַשְׁפָּתֹֽו "de zonen van de pijlkoker" (Klaag. 3:13), בֶן־קָ֑שֶׁת "zoon van de boog" (Job 41:19);
Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon
בְּנוֹ 1 Ch 24:26, 27 as n.pr.m. in AV, RV, but render: the sons of Jaaziah his son, & the sons of Merari by Jaaziah his son
Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible
H1121 בֵּן bên; from 1129; a son (as a builder of the family name), in the widest sense (of literal and figurative relationship, including grandson, subject, nation, quality or condition, etc., (like father or brother), etc.) — afflicted, age, (Ahoh-) (Ammon-) (Hachmon-) (Lev-) ite, (anoint-) ed one, appointed to, ( ) arrow, (Assyr-) (Babylon-) (Egypt-) (Grec-) ian, one born, bough, branch, breed, (young) bullock, (young) calf, × came up in, child, colt, × common, × corn, daughter, × of first, firstborn, foal, very fruitful, postage, × in, kid, lamb, ( ) man, meet, mighty, nephew, old, ( ) people, rebel, robber, × servant born, × soldier, son, spark, steward, stranger, × surely, them of, tumultuous one, valiant(-est), whelp, worthy, young (one), youth.
Synoniemen, homoniemen en afgeleide woorden
Hebreeuws אָב H1 "vader, voorouder, stichter, heerser, grootvader"; Hebreeuws אָח H251 "een, elkander, de ander, broeder, familielid"; Hebreeuws בְּאֵרֹת בְּנֵי־יַעֲקַן H885 "Beeroth-bene-jaakan"; Hebreeuws בְּלִיַּעַל H1100 "Belial, waardeloosheid, boos, slecht, nietsnut, onvoordelig, waardeloos, ruine, vernietiging"; Hebreeuws בֵּן H1122 "Ben"; Aramees בֵּן H1123 "zoon, kind, ballingen, kinderen, jong, zonen, gevankelijk weggevoerden, Israelieten"; Hebreeuws בֶּן־אֲבִינָדָב H1125 "Ben-abinadab, de zoon van Abinadab"; Hebreeuws בֶּן־אוֹנִי H1126 "Ben-oni"; Hebreeuws בֶּן־גֶּבֶר H1127 "de zoon van Geber, Ben-geber"; Hebreeuws בֶּן־דֶּקֶר H1128 "Ben-deker, de zoon van Deker"; Hebreeuws בָּנָה H1129 "bebouwen, betimmeren (, bouw de, bouwen, arbeiders, afschieten (, bouwlieden, bouwers"; Hebreeuws בֶּן־הֲדַד H1130 "Benhadad"; Hebreeuws בֶּן־זוֹחֵת H1132 "Ben-zochet, Ben-zoheth"; Hebreeuws בֶּן־חוּר H1133 "zoon van Hur, Ben-chur"; Hebreeuws בֶּן־חַיִל H1134 "Ben-chail"; Hebreeuws בֶּן־חָנָן H1135 "Ben-chanan, Ben-hanan"; Hebreeuws בֶּן־חֶסֶד H1136 "zoon van Hesed, Ben-chesed"; Hebreeuws בְּנֵי־בְּרַק H1139 "Bene-berak"; Hebreeuws בְּנֵי יַעֲקָן H1142 "Bene-jaakan"; Hebreeuws בִּנְיָמִין H1144 "Benjaminpoort, Benjamin, Benjamin, Benjaminiet(en), Gebea-benjamin"; Hebreeuws בְּנִינוּ H1148 "Beninu"; Hebreeuws בֶּן־עַמִּי H1151 "Ben-ammi"; Aramees בַּר H1247 "zoon, mensenzoon, oud"; Hebreeuws בַּת H1323 "dochter, meisje, schoondochter, zuster, kleindochter, vrouw (jonge), dochter-dorp"; Hebreeuws מוּת H4192 "death, Muthlabben +"; Hebreeuws רְאוּבֵן H7205 "Reuben, Ruben";
Literatuur
- - -, Aantekeningen bij de Bijbel, AbdB, [], Een dochter of zoon van …,
- H.W.F. Gesenius, Hebrew-Chaldee Lexicon to the Old Testament, , [1979], ,
- R. Laird Harris, Theological Wordbook of the Old Testament, (TWOT), [2003], 254,
Mede mogelijk dankzij