Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
mazmērâ, zn. vrl.; TWOT 559c; afgeleid van זָמַר H2168 met prefix מַ◌ en suffix ◌ָה (E. Klein, p. 313).
1) gereedschap snoeimes (Jes. 2:4; 18:5; Joel 3:10; Mich. 4:3 †); 1a) Ivr. snoeischaar (J. Pimentel, p. 229).