H4696_ מֵצַח
voorhoofd, scheenplaat
Taal: Hebreeuws

Onderwerpen

Hoofd (lichaamsdeel),

Statistieken

Komt 13x voor in 6 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

mēṣaḥ, zn. mnl., TWOT 1233a; onzekere etymologie (E. Klein, p. 374).


1) voorhoofd (Exodus 28:38; 2 Kronieken 26:19-20; Jesaja 48:4); 2) scheenplaat (1 Samuel 17:49), van מִצְחָה H4697 (cf. 1 Sam. 17:6); 3) bijv. nw. Ivriet מִצְחִי frontaal (E. Klein, p. 374).



Brown-Driver-Briggs Abridged Hebrew Lexicon

מֵ֫צַח n.m. brow, forehead

Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H4696 מֵצַח mêtsach; from an unused root meaning to be clear, i.e. conspicuous; the forehead (as open and prominent) — brow, forehead, impudent.

Synoniemen en afgeleide woorden

Hebreeuws מִצְחָה H4697 "scheenplaat";

Literatuur


Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen