Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
maśkîl, zn. mnl.; TWOT 2263b; van hifil שָׂכַל H7919 (E. Klein, p. 391);
1) kundig, bedreven (Jer. 50:9; Dan. 1:4), wijs (E. Klein, p. 391) → שָׂכַל H7919; 1a) Ivr. intelligent (E. Klein, p. 391); 2) onderwijzing, leerdicht (Psalm 32:1; 42:1; 44:1; 45:1; 47:8; 52:1; 53:1; 54:1; 55:1; 74:1; 78:1; 88:1; 89:1; 142:1)
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!