Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
קוֹמָתֵךְ qômātēk "gestalte, lengte";
1) een indicatie van de lengte van een object; 1a) lang persoon (1 Sam. 16:7; Ezech.k 13:8); 1b) hoge boom (2 Kon. 19:23; Jes. 10:33; Ezech. 31:3-5, 10-14); 1c) een torenhoge wijnstok (Ezech. 19:11);