Jeus, Jeuz

Bijbelteksten

Genesis 36:5En Aholibama baarde Jehus, en Jaelam, en Korah. Dit zijn de zonen van Ezau, die hem geboren zijn in het land Kanaan.
Genesis 36:14En dit zijn geweest de zonen van Aholibama, dochter van Ana, dochter van Zibeon, Ezau's huisvrouw; en zij baarde aan Ezau Jehus, en Jaelam, en Korah.
Genesis 36:18En dit zijn de zonen van Aholibama, de huisvrouw van Ezau: de vorst Jehus, de vorst Jaelam, de vorst Korah; dat zijn de vorsten van Aholibama, de dochter van Ana, de huisvrouw van Ezau.
1 Kronieken 1:35En de kinderen van Ezau: Elifaz, Rehuel, en Jehus, en Jaelam, en Korah.
1 Kronieken 7:10De kinderen van Jediael nu waren Bilhan; en de kinderen van Bilhan waren Jeus en Benjamin, en Ehud, en Chenaana, en Zethan, en Tharsis, en Ahi-sahar.
1 Kronieken 8:10En Jeuz, en Sochja, en Mirma; dezen zijn zijne zonen, hoofden der vaderen.
1 Kronieken 8:39En de zonen van Esek, zijn broeder, waren Ulam, zijn eerstgeborene, Jeus, de tweede, en Elifelet, de derde.
1 Kronieken 23:10De kinderen van Simei nu waren Jahath, Zina, en Jeus, en Beria; dezen waren de kinderen van Simei; vier.
1 Kronieken 23:11En Jahath was het hoofd, en Zizza de tweede; maar Jeus en Beria hadden niet vele kinderen; daarom waren zij in het vaderlijke huis maar van een telling.
2 Kronieken 11:19Dewelke hem zonen baarde, Jeus, en Semaria, en Zaham.

TuinTuin