1 Corinthiers 16:1 | Aangaande nu de verzameling, die voor de heiligen [geschiedt], gelijk als ik aan de Gemeenten in Galatie verordend heb, doet ook gij alzo. |
1 Corinthiers 16:2 | Op elken eersten [dag] der week, leggen een iegelijk van u [iets] bij zichzelven weg, vergaderende een schat, naar dat hij welvaren verkregen heeft; opdat de verzamelingen alsdan niet [eerst] geschieden, wanneer ik gekomen zal zijn. |
2 Corinthiers 8:2 | Dat in vele beproeving der verdrukking de overvloed hunner blijdschap, en hun zeer diepe armoede overvloedig geweest is tot den rijkdom hunner goeddadigheid. |
2 Corinthiers 8:3 | Want zij zijn naar vermogen (ik betuig het), ja, boven vermogen gewillig geweest; |
2 Corinthiers 8:4 | Ons met vele vermaning biddende, dat wij wilden aannemen de gave en de gemeenschap dezer bediening, die voor de heiligen [geschiedt]. |
2 Corinthiers 8:6 | Alzo dat wij Titus vermaanden, dat, gelijk hij te voren begonnen had, hij ook alzo nog deze gave bij u voleinden zou. |
2 Corinthiers 8:15 | Gelijk geschreven is: Die veel [verzameld had], had niet over; en die weinig [verzameld had], had niet te weinig. |
2 Corinthiers 9:6 | En dit [zeg ik]: Die spaarzamelijk zaait, zal ook spaarzamelijk maaien; en die in zegeningen zaait, zal ook in zegeningen maaien. |
2 Corinthiers 9:7 | Een iegelijk [doe], gelijk hij in [zijn] hart voorneemt; niet uit droefheid, of uit nooddwang; want God heeft een blijmoedigen gever lief. |