Psalm 35:16 | Onder de huichelende spotachtige tafelbroeders knersten zij over mij met hun tanden. |
Psalm 37:12 | [Zain.] De goddeloze bedenkt listige aanslagen tegen den rechtvaardige, en hij knerst over hem met zijn tanden. |
Mattheus 8:12 | En de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; aldaar zal wening zijn, en knersing der tanden. |
Mattheus 13:42 | En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal wening zijn en knersing der tanden. |
Mattheus 13:50 | En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal zijn wening en knersing der tanden. |
Mattheus 22:13 | Toen zeide de koning tot de dienaars: Bindt zijn handen en voeten, neemt hem weg, en werpt [hem] uit in de buitenste duisternis; daar zal zijn wening en knersing der tanden. |
Mattheus 24:51 | En zal hem afscheiden, en zijn deel zetten met de geveinsden; daar zal wening zijn en knersing der tanden. |
Mattheus 25:30 | En werpt den onnutten dienstknecht uit in de buitenste duisternis; daar zal wening zijn en knersing der tanden. |
Markus 9:18 | En waar hij hem ook aangrijpt, zo scheurt hij hem, en schuimt, en knerst met zijn tanden, en verdort; en ik heb Uw discipelen gezegd dat zij hem zouden uitwerpen, en zij hebben niet gekund. |
Lukas 13:28 | Aldaar zal zijn wening en knersing der tanden, wanneer gij zult zien Abraham, en Izak, en Jakob, en al de profeten in het Koninkrijk Gods, maar ulieden buiten uitgeworpen. |
Handelingen 7:54 | Als zij nu dit hoorden, berstten hun harten, en zij knersten de tanden tegen hem. |